No. 21 — 1929

Electrotechniek 7.

E. 59

VIII. DE ELECTRISCHE SEININRICHTING VOOR DE VERKEERSREGELING

door

ir. J. C. ROMEYN.

Ingenieur bij het Gemeente-Electriciteitsbedrijf te Rotterdam.

Beschrijving van de regeling van het verkeer op beide oevers. Contact tusschen brugwachter en verkeersagent. — Schakelschema's. Dubbelwerkende seinlamp.

Met de voltooiing van de Koninginnebrug in het vooruitzicht heeft de Verkeerscommissie te Rotterdam de verkeersregeling bij de Koninginnebrug aan de zijde van het Stieltjesplein en aan de van der Takstraatzijde, zooals die zal zijn wanneer de brug in gebruik genomen is, vastgelegd. Aan de hand van de ervaringen van de laatste jaren kon voor dit uiterst moeilijke verkeerspunt een gedetailleerde regeling worden uitgewerkt.

Op het Stieltjesplein zal circulair verkeer voor de gewone voertuigen en de tram worden ingevoerd. De richting, waarin moet worden gereden, wordt aangegeven door een' viertal witte pijlen op een blauwen achtergrond, zooals deze door de normalisatie-commissie zijn bepaald en waarachter 's avonds lampen branden. Wanneer de brug voor het landverkeer vrij is, wordt al het verkeer in één richting rond het plein geleid. Het zal hier niet noodig zijn'de verschillende richtingen, welke op het plein uitkomen, voortdurend te regelen. Bij groote drukte zal het voldoende zijn het aankomend verkeer afwisselend stop te zetten om opstoppingen te voorkomen.

Al het verkeer wordt door één verkeersagent vanuit een toren midden op het plein (zie fig 5) door middel van electrische seinlampen geregeld. Op de vier punten d worden een roode en een groene lamp aangebracht, welke door de schakelwalsen C, D, E en F afzonderlijk worden bediend (zie fig 6). Deze walsen hebben 4 standen. In stand 1 brandt dc groene lamp (GI, GH, GIH, GV) waarbij het verkeer kan doorgaan. Moet een richting worden stopgezet, dan wordt het handle van de wals over stand 2, — waardoor een electrische schel als waarschuwingssein

Situatie der vekkf.ersseinen op het Stieltjesplein.

Fig. 5.

wordt ingeschakeld — in stand 3 gezet, zoodat de roode lamp (RI, RII, RUI, RV) gaat branden. Wordt het verkeer weder vrij gegeven, dan draait de agent het handle over stand 4 — waardoor de schel weder wordt ingeschakeld — naar stand 1. De plaats van de handles op den lessenaar in den verkeerstoren geeft duidelijk aan, welke aankomende richting er mede geregeld wordt; bovendien geven roode en groene controle lampjes aan, welke verkeerslampen zijn ingeschakeld.

Wordt de brug voor de scheepvaart geopend, dan geeft de brugwachter door het omzetten van den schakelaar G hiervoor het sein aan den verkeersagent. Een schel wordt ingeschakeld en een lamp gaat branden; hierdoor brandt bij den brugwachter een controlelamp. De verkeersagent zet daarna den schakelaar A om; schel en lamp worden uitgeschakeld, eveneens de controlelamp bij den brugwachter, wat voor dezen een teeken is, dat de agent het verkeer, dat over de brug moet, gaat stopzetten. Voor dit doel worden op drie van de bovengenoemde punten d (zie fig. 5) lichtbakken (I, II, III) aangebracht met het opschrift „STOP voor BRUG" en op de brug bij e een enkele roode lamp. Deze lichtbakken en lamp worden door middel van een schakelwals B op den lessenaar van den verkeersagent ingeschakeld. Deze zet het handle van stand 1 in stand 2, waardoor electrische schellen als waarschuwingsteeken worden ingeschakeld. Zet hij het handle in stand 3, dan worden de lichtbakken I, II en III ingeschakeld, waardoor het verkeer vanuit de Stieltjesstraat, Rosestraat en Nassaukade, dat over de brug moet, wordt stopgezet. De voertuigen, welke op dat oogenblik de stoplijn bij d reeds gepasseerd zijn, rijden nog door over de brug. Is de laatste

wagen gepasseerd, dan wordt het handle in stand 4 gezet, zoodat nu ook de roode lamp e gaat branden en de brug voor alle verkeer is afgesloten. Ook deze lichtbakken en de lamp e hebben controlelampen op den lessenaar. De agent zet vervolgens de schakelaar A weer om, zoodat de controlelamp bij den brugwachter weer gaat branden, hetgeen voor dezen het teeken is, dat de laatste wagen gepasseerd is, zoodat de brug voor de scheepvaart geopend kan worden. De brugwachter zet schakelaar G weer om, hetgeen voor den agent het teeken is, dat de brugwachter zijn sein ontvangen heeft. De agent kan daarna doorgaan met het regelen van het verkeer, dat het Stieltjesplein passeert maar niet over de brug gaat, door middel van de roode en groene lampen bij d. Wordt de brug weer voor het land- verkeer open gesteld, dan geeft de brugwachter hiervan weer het sein door middel van schakelaar G aan den verkeersagent. Deze zet door middel van de handles C, D, E en F alle verkeer even stop, zet de wals B over stand 5 (schelstand) in stand 1, waardoor de lichtbakken „STOP voor BRUG" en de lamp e worden uitgeschakeld en geeft daarna