A. 178

Algemeen gedeelte 20.

No. 20 — 1931

Gezicht op de Centrale Noord, zijde Johan van Hasseltkanaal. Rechts de nieuwe Centrale Noord II, in het midden Centrale Noord I, links de vuilverbranding.

Fig. 1.

terwijl de andere helft, naast de aandrijving door turbines, tevens met eleetromotoren van hetzelfde vermogen is uitgerust, waarmede een groote bedrijfsveiligheid, en een bedrijfssoepelheid bereikt wordt.

Dé^turbogeneratoren.

In de eenvoudige ingerichte, doch goed verlichte machinezaal, zijn twee turbogeneratoren opgesteld, gebouwd voor 3000 omwentelingen per min., elk met een max. vermogen van 22.500 kw. De turbines, door Stork geleverd, zijn van het tweehuizige type. De hooge drukhuizen zijn voorzien van twee aftapleidingen, welke het mogelijk maken, het voedingwater, dat door den warmte-inhoud van den afgewerkten stoom der hulpturbines via de verdamperinstallatie van het suppletiewater reeds op een temperatuur van gemiddeld 75° C. is gebracht, in twee in serie geplaatste voorwarmers op een eindtemperatuur van 120° tot 140° te brengen.

De draaistroomgeneratoren, door de A. E. G. geleverd, zijn gebouwd voor een vermogen van 25000 kVA, af te geven bij 10.000 V spanning. Aan de buitenzijde van het gebouw en in de fundamenten van de turbogeneratoren zijn in serie geplaatste luchtfilters met een capaciteit van 220.000 m3 lucht per uur opgesteld, voor de zuivering van de koellucht der generatoren.

Om machineschade bij brand of kortsluiting te beperken, is een automatische koolzuurbluschinrichting opgesteld.

De afgewerkte stoom der turbines wordt bij een vacuüm van 96 % en een temperatuur van 28° C. weer tot water gecondenseerd in twee oppervlakcondensors, elk met een verkoelend oppervlak van 1500 m2.

Voor de condensatie is per aggregaat 82 m3 water p/min. noodig, bij een gemiddelde temperatuur van 15° C, welke door pompengroepen geleverd worden.

Bij de inrichting van deze Centrale is een turbineinstallatie voor eigen bedrijf met bijbehoorenden aanleg vermeden kunnen worden. Dit is hoofdzakelijk te danken aan de keuze van het systeem van eenheidskolenmolens, waarbij het krachtverbruik voor het ketelbedrijf in hoofdzaak op enkele hulpturbines kan worden geconcentreerd.

De schakelaanleg.

In het schakelgebouw is een dubbel hoofdrailsysteem voor 10.000 V bedrijfsspanning ondergebracht, waardoor

de beide generatoren de opgewekte energie ter distributie aan drie kabelgroepen (ieder van 6 kabels) kunnen afgeven. Tevens is op deze rails de voeding van het eigen bedrijf aangesloten.

De generatoren kunnen zoo noodig, met behulp van een transformator, de energie direct aan het net van 50.000 V afgeven. De uitwisseling van electrische energie tusschen de centralen Noord I en II, is door een koppeling der railsystemen mogelijk gemaakt. Deze verbindingsrails zijn in een luchtbrug ondergebracht. De afschakelcapaciteit der machine en groepen olieschakelaars bedraagt 1.000.000 kVA.

De gebouwen.

Het hoofdgebouw voor kolenmaalinrichting, ketelhuis en machinezaal bestaat uit een ijzeren geraamte, van 2200 t, en is verder uit metselwerk opgetrokken. Het complex rust op een zware plaat van 45 x 40 m, bestaande uit gewapend beton, steunende op 3820 palen.

In het molengebouw zijn onder den molenvloer lokalen voor werkplaats, wasch-, bad- en schaftgelegenheid, alsmede voor waterberging ingericht.

Het molengebouw is 26 m hoog en bevat op 12 m den hoofdbedieningsvloer. In het ketelhuis, waarvan de hoogte 38 m bedraagt, bevinden zich vijf verdiepingen, uitgevoerd in roostervloeren, waarvan de tweede zich aansluit aan den hoofdbedieningsvloer in het molengebouw. De machinezaal is 23 m hoog. Het schakelgebouw is geheel uit metselwerk opgetrokken en bezit drie verdiepingen, waarvan de bovenste, de hoofdrails bevattende, door een luchtbrug verbonden is met de overeenkomstige verdieping van den reeds bestaanden schakelaanleg. De kolensilo's zijn uitsluitend van gewapend beton vervaardigd.

Onder het kolenpark door loopen de twee betonnen koelwateraanvoerkanalen, ieder met een doorsnede van 1.60 m x 1.60 m. Voor hun inlaat aan het Johan van Hasseltkanaal zijn twee roteerende zeefinstallaties opgesteld. Het uitlaatkoelwater wordt afgevoerd naar het Papaverkanaal en ligt ook onder de terreinen, behalve de uitlaat ten Noorden van den Papaverweg, die open is. Dit kanaalgedeelte heeft een breedte van 12 m en is aan het einde voorzien van betonnen leischoepen, ten einde de scheepvaart niet te hinderen door het uitstroomende