ïoao — M s*.

projecteerde uitbreiding medegerekend wordt. Aldus wordt het totaal maximum etmaal-verbruik in 1950 becijferd op

19.320 M3. X 341.000 X«^j en het gemiddeld etmaal-

verbruik op 13.800 M». X 341.000 X 0.05.)

Van uit het in den polder Batuwe te Jaarsveld ontworpen hoofdpompstation wordt het water gevoerd: 1°. naar 4 primaire watertorens (van waaruit 9 secundaire torens worden gevoed); 2°. naar het hulppompstation Bergschenhoek, dat het water verder voert in 2 torens, die samen 1 secundairen toren voeden, en 3°. naar het hulppompstation Mijdrecht, in welks gebied 2 primaire en 3 secundaire torens ontworpen zijn.

De totale nuttige inhoud van de reservoirs der 21 torens bedraagt 7900 W., zijnde 44 pCt. van het maximum etmaalverbruik in 1950; de hoogte van den middelbaren waterstand boven het maaiveld wisselt van 23.30 tot 48.15 M.

Het buizennet van gegoten ijzer omvat een totale lengte van 918.400 M. (mèt latere uitbreiding 1.116.600 M.), en is wijd van 80 tot 550 m.M. .

Voor den watervan g van het hoofdpompstation wordt gerekend, dat tot 1950 kan worden volstaan met 4 putten, (aanvankelijk 3), op onderlingen afstand van 80 M., reikende tot gemiddeld 60 M. — N.A.P., met een filterhoogte elk van 30 a 40 M., en een wijdte van 250 m.M.

In het hoofdpompstation zijn gedacht 3 pompaggregaten (aanvankelijk 2), elk met een maximumvermogen van 141 W. P. K., bestaande uit een stoommachine, waaraan gekoppeld een dubbelwerkende hoogdruk- en enkelwerkende laagdruk-plun j erpomp.

Het water n.1. moet ontijzerd en ontmangaand worden, en daartoe van uit de putten naar de waterzuiveringsinrichting worden gevoerd, van waaruit het in de reinwaterkelders stroomt. . ,

Gerekend wordt op een maximum aantal bednjtsuren van

23 per etmaal.

Voor elk der beide hulppompstations zijn ontworpen 3 (aanvankelijk 2) door electromotoren gedreven centrifugaalpompen, waarmede een zich zelf regelend bedrijf gewaarborgd zal zijn. Daarbij is er op gerekend, dat in de naaste toekomst ter plaatse electrische stroom voor kracht verbruik beschikbaar zal zijn.

Het totale aanlegkapitaal is, uitgaande van de toestanden van vóór den oorlog, geraamd op f 7.800.000, met inbegrip van renteverlies, waarbij dan nog, voor uitbreiding van de waterwinplaats en de machine-installaties in het 6e bedrijfsiaar f 66.500 te voegen is.

Na de geleverde beschouwingen omtrent rentabiliteit wordt m het Rapport terecht er op gewezen, dat het ontworpen financieele beeld in geen geval aanleiding zijn mag tot verwerping oi langer uitstel dan door de tijdsomstandigheden zal geboden zijn, en, in dat verband, gezegd: „Uit een hygiënisch en economisch oogpunt bekeken zal immers de goede watervoorziening van de beoogde landstreek zoodanige indirecte voordeelen opleveren, dat daardoor de eventueele te korten bii de exploitatie ruimschoots vergoed zullen worden".

Allicht zal intusschen, zoowel op de kosten van aanleg als van exploitatie een niet onaanzienlijke besparing te verkrijgen zijn wanneer meerdere matiging ware te betrachten ten aanzien van de, ten behoeve van brandblussching, in acht genomen eischen, waarvoor gereede aanleiding is te vinden, in verband met de tegenwoordig verkrijgbare hoogst doelmatige motor brandspuiten.

Wanneer ooit, dan is het zeker wel thans noodig nauwgezet te overwegen verhooging van kosten te vermijden voor doeleinden, die geen verband houden met het doel, dat bij den aanleg' eener drinkwaterleiding allereerst voorzit, n.1. de bevordering van de volksgezondheid.

Voorts rijst de vraag, waarom, mede ter besparing van kosten, niet meer partij is te trekken van de in het verzorgingsgebied reeds aanwezige waterleidingen. Wel wordt gerekend op het maken van noodaansluitingen op verschillende plaatsen, waar het ontworpen buizennet dat van bestaande watervoorzieningen nadert, maar zulks geschiedt alleen met het oog op mogelijke beschadiging of vernieling door vijandelij k vuur (en vliegtuigen) in oorlogstijd, terwijl dan tevens als bijkomstig voordeel wordt gereleveerd, dat daardoor ook m vredestijd de bedrijfszekerheid belangrijk wordt verhoogd.

Te overwegen echter ware of niet nög meer voordeel van die waterleidingen te trekken is, en wel door deze, ook in vredestijd, voor eenige waterlevering in aanmerking te doen komen, waardoor het plan meer geleidelijk in uitvoering zou kunnen komen, en daarbij dan tevens beter rekening gehouden zou kunnen worden met de behoefte, naar gelang die zich afteekent.

Terwijl inmiddels in Noordholland een Provinciaal Waterleidingbedrijf tot stand is gekomen, bestaat de kans, dat van wege dat bedrijf geheel of ten deele de drinkwatervoorziening van de voornoemde 8 in die provincie gelegen gemeenten ter hand wordt genomen. Zoo ook wil het mij voorkomen, dat er aanleiding ware te vinden de watervoorziening van de mede voornoemde 38 in de procincie Utrecht gelegen gemeenten in aansluiting te brengen met de thans nog ontbrekende verdere watervoorziening in die provinciën, wanneer deze laatste tot stand mocht komen.

Als gevolg van een en ander zou dan het hiervoren aangegeven plan wijziging moeten ondergaan.

Voor wat betreft de voorziening van de 5 vorenvermelde steden zij ten slotte nog het navolgende aangegeven.

Voor Delft, Maassluis en Schiedam zijn twee gevallen nagegaan, n.1. levering van de totaal benoodigde hoeveelheid water èn levering van het tekort aan water, ten tijde waarop het gebruik grooter zal zijn, dan de capaciteit der eigen waterwinningsmiddelen zal toelaten, terwijl voor Gouda en Vlaardingen uitsluitend op algeheele levering gerekend is.

Om verschillende redenen werd aangenomen wateraflevering in laagreservoirs. Voor de gezamenlijke algeheele dan wel aanvullende levering zal het pompstation, met het oog op de aanvoerleiding, het meest doelmatig zijn te vestigen ter hoogte van Ammerstol dan wel nog iets meer westwaarts.

De kosten van aanleg (gebaseerd op prijzen vóór den oorlog) zullen met inbegrip van renteverlies, bedragen, bij algeheele levering f 2.450.000, en bij aanvullende levering f 2.200.000.

Moge het vorenaangeduide zeer in het kort een overzicht schenken van den rijken inhoud van het Rapport, op uitstekende wijze nader gedocumenteerd door de bijlagen (2) en teekeningen, zoo zij besloten met het uitspreken van den wensch, dat deze hoogst verdienstelijke arbeid weldra zal leiden tot het doen treffen van de vereischte maatregelen ter voorziening in de groote behoefte aan goed water in het besproken gebied.

(2) Van de bijlagen verdienen zeer in 't bijzonder genoemd te worden I, II en III. De eerste, bevattend de geologische resultaten van het geo-hydrologisch onderzoek, is door dr. J. F. Steenhuis samengesteld; de tweede, omtrent het geo-hydrologisch onderzoek, is van de hand van dr. ir. J. Versluys, terwijl bijlage III, betrekking hebbend op het onderzoek van het water van de Lek, onder leiding van dr. G. W. Broers tot stand kwam.

P. K.

Proeven ter bepaling van den passieven gronddruk in zand.

In De Ingenieur van 13 November 1920, No. 46, toetst prof. ir. A. S. Buisman de uitkomsten der proeven van ir. I. G. Christiaanse (De Ingenieur van 15 Mei 1920, No. 20) aan de gronddruktheorie.

Hij meent, dat mijn bedenkingen in De Ingenieur van 18 September 1920 geopperd tegen de door ir. Christiaanse uit de uitkomsten van zijn proeven getrokken conclusies ontstaan zijn, doordat door mij over het hoofd zou zijn gezien de buitengewoon groote invloed van de wrijving tusschen wand en zand op de waarde van den passieven gronddruk.

Dit is niet het geval; ik moge hiervoor verwijzen naar fig. 3 van mijn artikel in De Ingenieur van 18 September 1920 en naar de toelichting tot die figuur.

Het komt mij ook voor, dat de hoek <py in de formule voor den gronddruk niet grooter mag worden genomen dan de hoek <p. , , , ...

De formule is afgeleid door aan te nemen den druk, waarDij een grondprisma voor den wand juist niet afglijdt of wordt

°PIsSnu°inderdaad. de wrijvingshoek tusschen wand en zand > <p, dan zou dit m. i. tengevolge hebben, dat bij afschuiving: