48e JAARGANG NUMMER 22

DE INGENIEUR

2 JUNI 1933 W. 71

W. WERKTUIG- EN SCHEEPSBOUW 5.

INHOUD: De werktuigen van het stoomgemaal „Cruquius" van de Haarlemmermeer, door prof. ir. J. C. Dijxhoorn.

De werktuigen van het stoomgemaal „Cruquius" van de Haarlemmermeer

door

prof. ir. J. C. DIJXHOORN.

Inleiding tot de excursie van het Kon. Instituut van Ingenieurs op 10 Juni 1933.

Van de oorspronkelijke Haarlemmermeer-machines is alleen de „Cruquius" overgebleven. Korte terugblik in de geschiedenis. Het eigenaardige systeem, voor deze werktuigen gekozen, is destijds afgeleid uit dat van de mijnpompmachines in Cornwallis, die een eeuw geleden op hoogen trap stonden. Beschrijving van de machines van het stoomgemaal en van haar werking. Kolenverbruik.

De drie stoomgemalen, waarmede het Haarlemmermeer in den tijd van 1 April 1849 tot 1 Juli 1852 is drooggepompt, de „Leeghwater" bij Sassenheim, de „Lynden" bij Sloten en de „Cruquius" bij Heemstede en waarvan de oorspronkelijke machines tot het einde van de vorige eeuw in de drooghouding van de Meer hebben voorzien, waren vrijwel van geheel gelijke constructie. Van deze machines zijn alleen die van de „Cruquius" in stand gebleven.

In het gemaal „Lynden" is de eerste machine-installatie vervangen eerst door twee centrifugaalpompen, elk direct gedreven door een verticale tandem-compound-machine. Daarna is daarbij electrische drijfkracht geïnstalleerd.

In het gemaal „Leeghwater" zijn in plaats van de eerste stoompompmachine centrifugaalpompen opgesteld, gedreven door directwerkende Dieselmotoren, waarvan de nieuwste Diesel-centrifugaalmachine in het einde van het vorige jaar in werking is gesteld.

Dit opstel betreft uitsluitend de „Cruquius", het gemaal, dat, zooals gezegd, nog in den oorspronkelijken toestand bestaat en een historisch monument vormt, niet alleen voor de geschiedenis van de Haarlemmermeer-bemaling, maar ook voor de technische wetenschap in het algemeen, en dat de belangstelling van ons ingenieurs dus zeker ten volle verdient.

Eerst een korte terugblik.

Nadat Jan Adbiaanszoon Leeghwater reeds in de eerste helft van de 17e eeuw, toen hij de droogmaking van de Beemster tot stand had gebracht, zoo warm had gepleit voor droogmaking van het Haarlemmermeer, vooral door de uitgaaf van zijn bekend Haarlemmermeerboek, heeft het nog twee eeuwen geduurd, alvorens tot deze droogmaking werd besloten. Doch toen eindelijk bij de wet van 22 Maart 1839 tot de droogmaking door het Rijk was besloten, stond het nog volstrekt niet vast, of wind dan wel stoom als drijfkracht zou worden gebezigd. Deze vraag had reeds tot talrijke rapporten van commissiën en vooraanstaande personen uit dien tijd aanleiding gegeven, waarmede ik U niet zal vermoeien. Laat ik slechts vermelden, dat in Maart 1840 bij Besluit van Koning Willem I een commissie van uitvoering werd benoemd, bestaande uit den ingenieur M. G. Beyerinck, A. LipKens, die kort daarop Directeur van de Koninklijke Akademie te Delft werd, en Dr. G. Simons, die in later tijd zijn opvolger als zoodanig zou worden.

Deze commissie berekende het vereischte vermogen voor drie te stichten stoomgemalen op 1084 water pk tezamen. Elk van deze gemalen zou onder normale omstandigheden in ronde cijfers 325 m3 per minuut 5 m hoog moeten 325 X 5

opvoeren, hetgeen —Tg— = 361 water pk uitmaakt. Op grond van haar rapport werd reeds 21 November

1840 bij Besluit van Koning Willem II bepaald, dat de bemaling door stoomkracht zou geschieden 1).

Voor het overwinnen, der opvoerhoogte van 5 m in één trap kwamen destijds als wateropvoerwerktuigen alleen zuigerpompen in aanmerking.

Zoowel Lipkens als Simons hadden door hun herhaalde bezoeken aan Engelsche pompwerktuigen de beroemde stoompompmachines voor de mijnen leeren kennen, werkende volgens het systeem, dat door James Watt, vooral in Cornwallis was ingevoerd en dat, na diens uittreden uit de firma Boulton & Watt in 1800, door de firma James Watt & Co., maar ook door andere firma's, veelvuldig was toegepast en verder ontwikkeld nadat het patent van James Watt in dat jaar 1800 was afgeloopen. Het stond dus van het begin af wel vast, dat voor de Haarlemmermeer het Cornwall-systeem voor de stoommachines zou worden gevolgd.

Het hoofdbeginsel van die oude beroemde Cornwallmachine zal den meesten Uwer wel eenigermate bekend zijn; maar het moet ons heel helder voor oogen staan om de machine van de „Cruquius", die een volgende ontwikkelingstrap vertegenwoordigt, te begrijpen en te waardeeren. Laat ik het dus nog eens in herinnering brengen.

Fig. 1 stelt zulk een Cornwall-machine voor omstreeks uit het jaar 1830. De mijnpomp wordt door het buiteneinde van een balans gedreven. De kracht, om den pompzuiger en de zware pompstangen omhoog te trekken, wordt geleverd door de enkelwerkende stoommachine. De injectie-condensor en de luchtpomp zijn buitenshuis opgesteld.

De stoomcylinder heeft drie kleppen. In de cylinderdoorsnede, fig. 2, ziet men de evenwichtsklep, die den cylindertop met den cylinderbodem in gemeenschap kan stellen, en de uitlaatklep van den cylinderbodem naar den condensor. De stoomklep, die verschen stoom voor den cylindertop toelaat, bevindt zich in deze figuur achter de evenwichtsklep. Ze is dus in de doorsnede niet te zien. De cylinder en zijn bodem zijn van een stoommantel voorzien, afwaterende naar den stoomketel, die daarom lager is opgesteld dan de machine. Het cylinderdeksel is niet gemanteld. Dit was te lastig voor de toegankelijkheid van den zuiger, waarvan de junkdichting (junk is werk, hennepdichting) nog wel eens moest worden nagezien.

De stoomverdeeling wordt geregeld door een plugrod, een kleppenstang, door de balans bewogen. In het doodepunt, boven, moet de stoomklep geopend worden voor den cylindertop en de condensorklep voor den cylinderbodem. Na een gedeelte van den neergaanden slag sluit de neer-

!) Koning Willem I had 7 October 1840 afstand gedaan en de regeering aan Koning Willem II overgedragen.