?02

Boeleheoordeelingen.

Omtrent 't geen de schrijver hier voorstelt, zeg ik alleen: men kan het eene (invoering van leerplicht) doen en het andere niet nalaten. Wekking en vermeerdering van belangstelling worden bij het invoereu van leerplicht niet overbodig. Hoe meer belangstelling wordt aangekweekt, des te minder zal de uitvoering der wet op moeielijkheden stuiten.

De heer Eomeijn heeft de onderwijzers, aan wie hij grootendeels de schuld geeft, dat de school niet méér met het volk in aanraking komt, wel eens naar de reden gevraagd hunner onverschilligheid in zulk eene belangrijke zaak. 'tls vreemd, dat de heer Eomeijn nooit tot antwoord heeft gekregen: „ Ik zie op tegen zulk eene openbare les, omdat ik met de resultaten van mijn onderwijs, die toch bij de les zullen doorschijnen, niet voor den dag durf komen ".

En waarom zijn die resultaten zoo schraal, dat de onderwijzer openbaarheid vreest ? Wie denkt hier niet aan gebrekkige leermiddelen , zwak hulppersoneel, maar vooral aan ongeregeld schoolbezoek ?

Zegt de heer Eomeijn van dat antwoord ook al, dat het zelfs den schijn van gegronde tegenwerping mist?

De heer Eomeijn weet toch wel, dat het groote publiek weinig rekening houdt met omstandigheden, maar doodeenvoudig het resultaat op zich zelf booordeelt. Is het zoo vreemd, dat een onderwijzer vreest: men zal aan hem wijten, wat gevolg is van gebrekkige toestanden?

Toch acht ik den voorslag van den heer Eomeijn wel aanbevelenswaardig en 't is wenschelijk, dat menig onderwijzer zich over zijn werkelijk niet ongegrond bezwaar zal beenzotten en het zijne zal doen, om meer waardeering van het onderwijs onder het volk te brengen.

Dat die waardeering echter zoo groot worden zal, dat