Mengelwerk.

Men kan aannemen, dat een gezond mensch in een unr gemiddeld 300 liters lucht in zijne longen opneemt, bijgevolg , behalve andere stoffen, 1 3 liters koolzuur uitademt. Een vermindering van het zuurstofgehalte der lucht wordt door een snellere ademhaling vereffend; maar de uitscheiding van koolzuur uit het bloed wordt des te meer verhinderd, hoe meer koolzuur de tot inademing bestemde lucht bevat, totdat de gasomzetting geheel ophoudt, ja, als de spanning van het koolzuur in de omgevende lucht grooter is dan in het bloed in de longen, wordt zelfs koolzuur in het bloed opgenomen. Dit gas werkt als een vergif, dat zich in den aanvang door beklemde ademhaling, hartklopping, hoofdpijn , afgematheid en walging en later door heviger verschijnselen doet kennen.

Doch het gevaar van het verblijf in een zoodanig bedorven lucht wordt niet enkel door de toenemende vermeerdering van het koolzuurgehalte bepaald, maar ook wezenlijk door de ontbindingsproducten,, die met het koolzuur in een met menschen overvulde ruimte worden ontwikkeld. Een zoodanige ruimte kan slechts zeer weinig van die stoffen opnemen; het punt van verzadiging van de kamerlucht met zoodanige stoffen is zeer spoedig bereikt. Ten gevolge daarvan worden de zich verder ontwikkelende producten in het lichaam terug gehouden, — en ziedaar juist haar groote schadelijkheid voor het menschelijk organisme. Het is nogtans tot dusverre aan de wetenschap niet mogen gelukken, den aard, het gewicht en de hoeveelheid van al die stoffen nauwkeurig te bepalen en daaruit de mate van schadelijkheid op te maken, die ze op het levend organisme uitoefenen. Dat ze het doen is evenwel eene uitgemaakte zaak.

Indien we nu het aangehaalde op de lucht in de school toepassen, dan treffen wij hier al de gegevens aan, omdat noodzakelijk levens-element voor de aldaar verblijf houdenden