Schoolniemos.

981

Bijlage L

N°. 128. Wij WILLEM III, bij de gratie Gods, Koning

der Nederlanden , Prins van Oranje-

Nassau, Groot-Hertog van Luxemburg, enz. enz. enz.

Overwegende:

dat, ingevolge art. 7 en de laatste alinea van art. 10 van de bij Ons besluit d.d. 10 September 1864 [Staatsblad n». 93) vastgestelde verordening op het benoemen van ambtenaren bij de burgerlijke dienstin Nederlandsch Indië, door Ons moeten worden geregeld de bijzondere voorwaarden voor benoembaarheid tot en de voordeelen en verpligtingen verbonden aan het ter beschikking stellen van den Gouverneur-Generaal van Nederlandsch Indië van personen, bestemd tot het vervullen van bepaalde ambten of bedieningen;

dat het noodzakelijk is over te gaan tot de voormelde regeling voor zoovel betreft de onderwijzers in Nederlandsch Indië;

Gezien de wet van 13 Augustus 1857 {Staatsblad n«. 103),

op het lager onderwijs;

Op de voordragt van Onzen Minister van Koloniën, d.d. 20 Februari] 1865, litt. Arz, n°. 11;

Hebben goedgevonden en verstaan:

Art. 1. Tot onderwijzers voor de dienst in Nederlandsch Indië zijn benoembaar:

a. Zij die in het bezit zijn:

1». van eene, overeenkomstig de artt. 68 en 73 der voormelde wet, in Nederland, vóór 1». Januarij 1858 verkregen acte van algemeene toelating van den eersten, tweeden of derden rang;

2». van eene, krachtens het besluit van Commissarissen-