2£4: MengeiwerX.

epkhmtorog* verder. De begrippen der grootbeden zijn het vooral, waarover de onderwijzer zich aan de leerlingen volkomen in woorden kan uitdrukken; terwijl hij wederkeerig van hen hetzelfde kan en mag vorderen. Hier is niets, waarvoor geene woorden zijn, niets, dat voor breedvoerig over en weder«preken doet vreezen. Men behoeft geene opwellingen van het gevoel te vermijden, geene verveling te vreezen, indien men ten minste het onderwerp niet beneden zijne waarde behandelt. Hier dus, op de eenige en effene plaats, waar ook het middel ter vorming voor oogen liggen moet, hier moet men zoeken , wat elders nergens te vinden is, den leidraad voor een vroeger onderwijs voor kinderen, dat zoo moet ingerigt zijn, dat het zich, even als alle verder onderwijs, een zeker vermogen geve, op welks bevel de afgetrokkenheid verdwijnt, en de oplettendheid verschijnt en duurzaam blijft.

HEB.BAR7.

Het aanschouwen is de belangrijkste bezigheid ter vorming van kinderen en knapen.

Hoe bedaarder, naauwkeuriger, oplettender, en hoe minder spelend, het kind de dingen beschouwt, hoe vaster' en duurzamer' grondslag het legt voor zijn toekomstig weten en pordeelen.

Het kind staat als tusschen begeerte, opmerking en verbeelding. Aan welke van deze drie zullen wij de voorkeur geven ? Voorzeker niet aan het eerste en derde , want , uit begeerte en verbeelding ontstaat de heer«chappij der luimen en eigenwaan; maar uit