Mengelwerk*

521

loochenbare getuigen van het vermogen, hetwelk vereenigde krachten en zamenwerking in staat zijn uit te oefenen. Het is waar, niet alle vereen igingen beantwoorden altijd en volkomen aan het doel; maar dit komt dan toch wel voornamelijk daaruit voort, dat er in derzelver inrigting gebreken zijn, of dat zij niet aan de behoeften des tij ds beantwoorden. Zoodra echter eene vereeniging behoorlijk ingerigt is, en naar een bepaald doel streeft, dan kan het niet missen, of zij moet uitkomsten opleveren, die door enkele personen niet konden verkregen worden.

Beschouwen wij het doel der OnderwijzersGezelschappen meer van nabij, dan zullen wij daaraan eenen hoogen graad van nuttigheid niet kunnen ontzeggen; neen, dan zullen wij ons kunnen overtuigen, dat de tijd, waarin wij leven, dè toestand onzes Vaderlands en onze maatschappelijke betrekkingen dezelve geenszins overbodig maken, maar derzelver instandhouding ten sterkste aanbevelen.

Voorheen kon het genoeg geacht worden, wanneer de onderwijzer instaat was, de kinderen zijner school te leeren lezen, schrijven en rekenen. De behoeften der maatschappij vorderden destijds weinig ' meer van het gros harer leden. Tegenwoordig is zulks niet meer zoo- De behoeften worden met eiken dag grooter en vorderen meer bekwaamheden. Er is minder gebrek aan menschen handen en menschenkrachten, dan aan geoefend menschenverstand. Bloote krachten worden er door de verbeterde en nieuw uitgevonden' werktuigen in overvloed geboren. Het komt er meer op aan, om geschiktheid

en