AANTEEKENINGBN OVER TOONEEE. 469

z'jn extase. Dan zakt zijn koortsige overmoed, de vijandige machten dr'ngen aan, angstgevoelens die zijn sterke levenskracht onderdrukten, komen boven, het grootsche en liefelijke droombeeld van zijn sProokjesverbeelding, de zwaan zelf, bezwijkt. Het is, op enkele ^dolingen naar symboliek na, volmaakt.

Laat ons zien, wat de nieuwe vertooning (een vroegere heb ik niet gezien) hiervan tot uiting bracht. Het uitbeelden van den zwaan schijnt Vroeger veel hoofdbrekens te hebben gekost, dit is bijna niet meer te beseffen, als men de eenvoudige oplossing van het probleem hier heeft Snoten. De groote zwaan die door het venster komt kijken, en den kop daar somtijds doorheen deed hangen, speelde mee, bleef een hoofdpersoon, was geen oogenblik belachelijk, soms zelfs, als hij contact St'heen te krijgen met het jongetje, ontroerend! Mevrouw Royaards *'st in de stem iets hartelijk-bemoedigends en toch gemeenzaams te leggen, dat het wonderwel deed; geen geringe praestatie! Het groote gevaar dat de stem van den zwaan in het later rumoer wel verloren gaat, (omdat haar oorsprong niet zichtbaar is) wist zij niet geheel te vermijden. Tot het verwekken der illusie van het stijgen naar den hemel droegen de expressionistische huizen, décors van Saalborn veel biii ik acht ze een zeer goede vondst. Bij het verdeden van de droomafdeeling in tafreelen was een bezwaar: telkens als het doek weer openging moest men zich even thuis vinden in den droom; voor zoover lk zien kon, was alleen de aanwezigheid van den zwaan daarbij behulpzaam, er had meer mogen zijn (de belichting misschien?). Wel Was de opstelling van die steeds groeiende groepen iets van een droom, to' het nachtmerrieachtige toe. Het is goed gezien van de regie, dat een droom niet noodzakelijk vaag behoeft te zijn, maar juist zich zeer reëel, zelfs óver-concreet kan voordoen. Zoo was in de vertooning zeer Veel bereikt. Wij, in Den Haag, moesten Anna Sablairolles in de m°ederrol ontberen, hoewel Marie Meunier—Nagtegaal ze waarlijk gevoelig- speelde, kon zij dat gemis niet geheel vergoeden. Kreeft moet n°g genoemd, die natuurlijk van de zware rol van den waschbaas tets maakte, en Gobau en Parser als de broer en de vader. Magda Janssens bleef te Vlaamsch en werd in het geheel te kleurig. En Tillv Lus. Haar werd aan het slot een ovatie gebracht, zooals ' We er in lang geen gehoord hebben, en waarlijk, we hebben in lang niet zulk spel gezien. Of, het is nauwelijks spel te noemen. Dit tengere Wezen, met het bleeke overspannen gezicht, de koortsige felle blik van de oogen, schiep meer dan iets of iemand anders de illusie. Die stem, met de fijne overgangen van het overmoedige, geestig-ondeugende, naar het klagende, naar het kribberig-onwillige, naar de geestdrift, naar de blijde geestdrift tot de wanhoop, hield aldoor geboeid, in spanning.