VAN TWEE GESLACHTEN

sterfbed ligt. De financieele ellende van de familie, welke haar was geopenbaard, had zij reeds eerder van haar afgeschoven op haar zieken broer, die de zaken maar weer in orde moest brengen.

De schrijver heeft intusschen meer dan enkel Marjan's uiterlijkheid geobserveerd. Er waren ook wel eens oogenblikken, dat Marjan zichzelf onderzocht, dat zij poogde een vredelievende dochter des huizes te zijn. Zij wilde wel, maar het lukte haar nooit. Ook in Marjan, in het moderne meisje, voltrekt zich een tragédie, het stille drama der onbevredigde en gebroken verlangens, dat voor zoovelen in dit jachtend bestaan onopgemerkt blijft. Zij wordt iets rustiger wanneer zij zich verloofd heeft met Verbruggen, een eenvoudigen man, een harden werker met eerlijke, al zijn het wel eens krasse, overtuigingen.

Alf, haar broer, vertoeft na een slecht besteden studententijd, zwaar tuberculeus, in Davos. Hij is veel rustiger van natuur dan zijn zuster, hij is zelfs idealistisch van aard, maar langzamerhand dringt in zijn levensbeschouwingen dat zelf-martelend sarcasme door, dat t.b.c.-patiënten, eenmaal in dat stadium, eigen is. In Marjan's brieven aan hem komt haar drieste leefkracht tot uiting, haar onstuimige opstandigheid tegen al wat gelaten handelt en verouderd is. Als zij de juiste toedracht verneemt betreffende den dood van haar vader, die, na een financieele dèbacle, welke hij tevergeefs aan de speeltafel had pogen te herstellen, zelfmoord heeft gepleegd om door zijn dood, als een noodlottige gebeurtenis geënsceneerd, zijn gezin de beschikking te laten over het kapitaal der levensverzekering, — toont zij zich ook tegenover haar zieken broer weer de egoïste, die de opoffering niet kent welke het bestaan veredelt. Maar ten slotte komen deze beide „kinderen der Rijken" toch tot het inzicht dat werken alleen vrij en onafhankelijk maakt. In den arbeid vindt men zich steeds terug en men kan altijd voort. Maar tot dit klare inzicht komt Marjan en ook Alf eerst als de vermaledijde geest van het kille modernisme voor beiden den pas heeft