KRONIEK DER DICHTKUNST

kennis met een jongmensch dat zijn felle dwaasheden voor poëzie aanziet.

Ik zal u een aantal citaten voorleggen die m.i. voldoende de mentaliteit van dezen Ernest Michel illustreeren:

„Ik schrijf met zwarte inkt, onttrokken aan mijn brandend bloed"

„Er is een doodelijke worsteling

van menschen, mannen, vrouwenlijven,

en in ieders hart smacht gorgelend de dorsteling

naar koelere fontijnen."

Afgezien van het feit, dat men ioniein dient te schrijven, vestig ik in het bijzonder den nadruk op de rijmwoorden worsteling—dorsteling, zulks in verband met de volgende regels uit het gedicht „Liederen naar het nieuwe rijm":

„Gij zult mij aanzien met een dwaas verbazen, wijl ik U dit „oeuvre" en dees oorvijg geef. En stilkèns zult Gij met elkander dazen dat ik kunst en rijmen zoo mismaakt beleef."

Meneer Ernest Michel heeft gelijk, ik heb hèm wel niet aangezien „met een dwaas verbazen", noch heb ik met anderen er over „gedaasd", maar ik heb mij-zelf op een gruwelijke wijze aan dezen nonsens ge-ergerd. Wanneer dit nu maar enkel nonsens geweest zou zijn, dan was het zoo erg nog niet, maar door het heele boekje ademt een geest van hooghartigheid, die onuitstaanbaar is en die niet werd gefundeerd op eenigerlei poëtische waarde.

Wat er voor lezenswaardig voorkomt in dit bundeltje leerde Michel van expressionistische Vlamingen en de rest. .. . laat ik maar zwijgen.

Marie van K.

Zij is een voorkeur van Dirk Coster (die er trouwens meer vreemde sympathieën op nahoudt), maar ze kan mij op een enkel gedicht na gestolen worden. Coster zag in haar „een