8 a

EEVENSB IJ ZON DERHEDEN

king van zijn oogmerk, waardige mannen tot hem kwamen ,~wien hij dit Inftitut met blijdfchap en vertrouwen* konde aanbevelen. Alles, wat in die bedorvene eeuw *©g goeds was overgebleven, verzamelde zich rondom dien waardigen man, en koesterde zich in zijn licht. In dit plantichool, liet hij geene jongelingen toe, wier opvoeding en karakter hem maar eenigzins verdacht waren. Hij ondervraagde vooraf zelf ieder van hen op het naauwkeurigde, wat tot dien tijd toe hun beroep geweest was, en door welke beweegredenen zij genoopt waren om in dien ftand over te gaan? In het kweekfchool werden zij ook wel, inzonderheid, geoefend in de heerfchapplj over zichzelven , eene deugd, welke, zijns oordeels, in eenen herder volftrekt onontbeerlijk was. In elke lente, en in iederen herfst, hield hij een onderzoek naar hunne vordering in kennis en in zeden ; en deze beproeving gefchiedde niet enkel om den fchijh-, maar duurde veertien dagen, gedurende welken tijd , hij alle andere bezigheden opfchortte.

De geestelijkheid, ondertusfchen, welke zich aldaar bevond, moest ook verbeterd worden; en hier vond borromeus, in der daad, veel meerder tegenftands* Reeds in het begin, liet hij al de geestelijken in de ftad , ieder afzonderlijk, bij zich komen, en fchreef hunne namen, ouderdom, beroep, en woonplaats op. Deze lijst breidde zich vervolgens uit, tot het geheele Aartsbisdom. Hoorde hij dan van den eenen of anderen iets voordeeligs of' nadeeligs, dan teekende hij dit aan, vraagde dieper na, onderzocht, en maakte daar vervolgens gebruik van. Zijn geheugen was zoo veel omvattend, dat hij in korten tijd, zoodra hij Hechts den naam van een' of anderen Priester hoorde noemen,zicli aanftonds zijn karakter en talenten duidelijk wist te herinneren. Hij gaf bevel, dat ieder, die meer dan eene prebende bezat, eene enkele moest behouden, en de overigen ncderleggen, en.dat men, in het vervolg, niet meer buiten zijn ktrfpel mogt wonen, maar ieder zich, zonder uitftel, ter plaatfe zijner beftemming moest vestigen. De kloosterlingen desgelijks, moesten in hun klooster blijven, wordende het vrij uit- en ingaan, onder zekere bepaalde uitzonderingen, verboden; de regelen werden vernieuwd en gehandhaafd, de dartele danferijen, en andere vermaken, die men zich in dezelve» veroorloofde, werden te eenemaal afgefchaft; en insge.