*43 de waarheid.
uw paard, als een prijs harer gunst gevorderd en verteerd! Dood mij. —Ja, ellendige, fterf terftond! Voor
eene boeleerder mijnen arabier te Aagten! Wat
ik doe, mijn dood is zeker. — Vervloekte hartstogt!
Hoschendan wekte haren vader, om hem te zeggen, dat saddijg het geliefde paard van den Cham geAagt had; maar, hij vernam niet, wat hem daartoe had bewogen. Vrolijk over die tijding, ijlde hij met deze boodfchap naar den Cham , die, achterdochtig, hem bijna hard behandeld had ; doch, hij liet den ongelukkigen ftalmeester komen.
Saddijg , breng mij mijn geliefden arabier.
Doods bleek en ftdderend fprak deze: ,, Gisteren „ kwam er eene vrouw in mijne tent, zij zette zich „ naast mij, en fprak liefelijke woorden in mint hart. „ Hare fchoonheid betooverde mijn verftand. Ik lioor-
de alleen naar mijnen hartstogt. Ik bood haar alles, „ maar vergeefs! Eindelijk eischte zij de lever van u-
wen lieveling. Ik weigerde, zij wilde mij verlaten,
ik hield haar terug en
Saddijg ! Gij liet mijn paard Aagten!"
„ Ja, Heer, hier, kloof dezen onzinnigen kop."
Koel wendde zich de Cham naar den Vizier: ,, Wat
dunkt u, wat heeft die ellendige verdiend ?"
Gefpiest of gebraden te worden.
Nu zich naar den ftalmeester keerende, zeide de Cham: „ Eerlijke saddijg , ik bewonder uwe opregte goedhar„ tigheid en verontfchuldig uwe zwakheid. Zoo ik in
uwe plaats geweest ware, had ik veelligt al mijne
paarden weggegeven; ik vergeef het u. Maar wie is
de fchoone, die u zoo vervoerd heeft?"
,, Hoschendan, de dochter van den Vizier."
De ongelukkige vader zeeg op den grond neder.
,, Voort met hem!" riep de vertoornde Cham; „maar „ saddijg, ter belooning uwer waarheidsliefde, verhef ,, ik u tot mijnen Vizier; doch, bij de eerfte leugen 5, zult gij voor den arabier boeten."