se sjuzijk der sndqst/anners-, enz.

se muzijk der indostanners en der tegen"woord1ge chinezen.

De Hindoos of Inclostanners vertellen ons; hunne toonkunst ftamt van de Goden af. Mahadohhad vijf melodijen, die zij den naam van Kaugs geven, uitgevonden; zijne gemalin parbuttee eenen zesden raug , en briinha dertig raugnees. De uitwerking van deze melodijen of zangwijzen waren verwonderlijk, en de volksverhalen aangaande dezelve zijn geheel en al iro-.

Eene"van deze hemelfchê melodijen wordt de nachten lijkc raug genoemd, en mogt alleen des nachts worden gezongen. Mia tonsine , een muzrjkant ten tijde van Koning akber, zong eens dezen nachtelijken raug op den middag; ©ogenblikkelijk werd het rondom hem pacht, en de duisternis verfpreidde zich zoo ver, als. het geluid zijner Item vernomen werd.

Onder hen heeft eene overlevering plaats, beftannde hierin: dat de zangers van eenen zekeren raug, dien zij Dheepuk noemen, door de vlammen verteerd en verbrand worden. Akber wenschte zich van de waarheid dezer overlevering te overtuigen, en beval den beroemden zanger, naik sopaul dien raug te zingen. Deze poogde zich te verontfchuldigen, doch zijne ontfchuldigingen en fmekingen waren vruchteloos; de Koning wilde gehoorzaamd wezen. De kunftenaar verzocht hierop verlof, om van zijne vrienden en nabeftaanden affcheid te mogen nemen. Het was reeds winter toen hij bij den Koning terug keerde. Hij zette zich neder in het water der rivier Jumna, en begon het gezang. Naauwelijks had hij eenige toonen voortgebragt, of de vloed werd heet en begon te koken. Schrikken des doods bevongen den zanger, hij zweeg, en bad den Monarch om genade en ontferming. Vruchteloos. Akber wilde de kracht van dien wonderbaren raug naauwkeurig beproeven. Naik sopaul herhaalde het doodelijk gezang, en hierop berstten vlammen met alle hevigheid uit zijn ligchaam, en verteerden hem in het water der Jimna tot asch.

L 5 Een