313 BIJZONDERHEDEN ÊENER RBIZE

bereikt hebben; doch zij zouden misnoegd zijn gebleven.

Wat deed men? Bij het naderen der" lente zette men de klok van tijd tot tijd achteruit, tot dat hij eerst ten vijf ure vier floeg; vervolgens terugloopende, floeg hij van nieuws vier ten vier ure, wanneer het op dat uur dag werd. Hetzelfde deed men in den volgenden herfst, de klok achteruit zettende * tot dat hij aSengskens vier 's avonds ten vijf ure floeg; en dit duurde tot dat het ten vijf ure nog dag Was. Thans tot het ware uur rerugkeerenJe, floeg de klok wederom vier, wanneer het alsdan nacht was. Door dit middel bezuinigde men, gedurende bijkans een half jaar, een uur lamplicht in al de gebouwen der Bocards; eene bezuiniging, het getal dier gebouwen in aanmerking zijnde genomen, nog al van eenige beteekenisfe. In 't eerst bemerkten de mijnwerkers dezë verandering, niet » omdat zij altijd de kinderen naar de Bocards zonden , wanneer de klok vier floeg. Eindelijk ontdekten zy het; maar wetende dat men ih den grond wiue plijk had, namen zij het hunnen opperhoofden in dank af, omdat zij hunne verknochtheid aan de oude gewoonten geëerbiedigd hadden, en onderwierpen zich gewillig aan de verandering, die nog ftand houdt. Toen ik te Clausthal kwam, floeg nog de klok vier uur toen het kwartier voor vijf uur was; gedurende mijn verblijf aldaar floeg reeds de klok ten half vijf ure.

Niet zonder overleg wordt een volk, als dit is, geregeerd; en indien de mijnwerkers, volgens de diepst doordachte beginfels van zede- en ftaatkunde, te werk gingen, dunkt mij, dat zij niet beter konden handelen.

Indien men den oorfprong van alle omwentelingen van nabij onderzoekt, door welke de vrijheid de dwingelandij heeft bedreden, zal men aan 't geen fommige Staatkundigen beweerd hebben, twijfelen, dat de mensch van nature een dwingeland is;" dat hij vermaak fchept in het heeifchappij voeren; dat het gezag zich uitbreidt uit vermaak alleen om te heerfchen; en dat men om de* ze reden alleen onophoudelijk daartegen moet wordelen. ik. moet erkennen dat dit met mijne ondetvindin£ ftrijdt. Maar de mensch bemint opgeruimde genietingen; dit is, mijns bedunkens, het meest alSeme^