ÏIJ GELEGENH. DER THANS INGEVOERDE GEZ. EN LIED, $5%

ZORGHART.

En? zou dit komen van die nieuwe Kerkgezangen? Wat reedhjk mensch zal dan naar zulk een werk verlangen? Een werk, dat mannen, zoo beroemd in gansch ons land.

w J*J? • ■'Acb!ik beef! * • • 'l Struik van hun veiftand! Wat zal er dan van ons, gezeten aan hun voeten, wat van n0g duizenden, min kundig, worden moeten? KLAAGAARD.

Rm,™ ' *ik WCet h6t niet'--m^r zacht .zie daar die twee, Bujgeest en zachtzin - die verhoorders van den vreê, -

War nn^" °"S 'a * \ k°V ,Mt ons zuchtend hoorea ,

Wat onze vrienden, die hunn' ondergang bezworen Hun zeggen zullen, kijk' die zijn toch hooggeleerd, Welhgt wordt door hun magt dit tweetal nog bekeend tn dan» dan kornet zij tot betere gedachten. * '

ZORGHART. Ik zorg, dat is veeleer te wenfchen, dan te wachten! KLAAGAARD. Althans die hartewensch ontffond nu hier iö mijWij voegen in 't rumoer er wel een woordje bij."

ZORGHART. Ik mag het lijden.... Maar!...

TWEEDE AFDEELING.

ZACHTZIN. Ween harrHit ,„„11 , Weest welkom waarde vrindeal

Wij zijn."!ï. n J 1 ontluiken van *e M«f D W A R S M A N.

Gijlieden zijt twee fielten zoo berucht Door uwe listen, als er ooit Iaiigs ons gehucht Op tweepaar beenen in geen honderd jaren liepen,

Vn^l??/', 2 l86? ?Cht Ser(lst °P bedden (liepen, Voor dat gij, d,e de kerk bij boer en borger pl«gt, In uw verkregen doel, fpjjt vroomheid! zijt geiiaagd» O! Boezemvriend datheen! ik kan niet langer talmen, n ï ^W k!anken door dit Buitenbosch weérgaimen; Och, dat het hart dier twee, dat naar verandring gjer. Door u, door mij nog eens door rouw getroffen wierdf*.

Ghy Raedtsheren laet my doch hooren,

Die my tegen fyt allegaer,

Segt my eens ter trouwen voorwaar Is het oock Recht dat ghy u neemt vooren?

Z 2 S*ebt