4$2 DE SCHOONE KUNSTEN EN WETENSCHAPPEN

Overheden, noch door bijzondere perfonen, mogen geopend worden. In dezelven wordt onderwijs gegeven in de Latijnfche èn Franfche talen, benevens de beginfelen der Aardrijkskunde , der Gefchiedenis, en der Wiskunde. De fchool heeft van wege de Regering alleenlijk een vrij Locaal, en de Onderwijzers die uitmunten, ontvangen belooningen. De vaste bezolding ftaat aan het Stads Beltuur, hetwelk ook het mincrvak, of onderwijsgeld bepaalt.

3. De Lyceums, of hoogere fcholen, welke eigenlijk voor het wetenfchappelijk onderwijs verordend zijn. Ih dezelven worden voornamelijk de oude talen, de Rhetoriea, de Logica, de Zedekunde, de Wiskunde, de jPhyfica, de Natuurlijke Historie, de Aardrijkskunde, de Gefchiedenis, de Mythologie en fchoone Wetenfchappen geleerd, en daarbij zullen ook teeken-, muzijk-,fchermen dansmeesters aangedeid worden. Het getal der Lyceums is niet verder bepaald, dan dat binnen het Reg«gebied van ieder Tribunal d''Appellation, ten minite één moet wezen. Met deze Lyceums zijn tevens kosthuizen verbonden , waarin jonge lieden , deels voor rekening hunner ouders, en deels op kosten der Regering, onderhouden worden. De Beduurders, Hoogleeraren, en Onderwijzers derzelven, worden door de Regering benoemd en bezoldigd. De ftad, in welke een Lyceum opgerigt wordt, moet daartoe het vereischte gebouw geven. Ieder Lyceum is in zes klasfen afgedeeld, en heeft eene Bibliotheek, en eene Kapel. Het beduur is in handen van eenen Provifor, eenen Cenfor, en eenen Procurator. Drie algemeene fchoolopzieners te Parijs, hebben, onder de leiding van den Minister van Binnenlandfche Zaken, het oppertoezigt over al de Lyceums in

het ganfche rijk. Deze inrigtingen zijn echter nog

niet alle in voikomene werting gebragt (*).

Naardien dit, althans tot nog toe, al de gemeene openbare oefenfcholen in Frankrijk zijn , zoo blijkt hieruit , dat er nog een groot gebrek plaats heeft, hetwelk men vergeten heeft te vervullen; het ontbreekt, namelijk, in het gemeen, aan openbare jongens- en meisjesfcholen, welke toch, ter vorming van goede burgers en bargeresfcn, in ieder' welingerigten daat gansch onont-

beer-

(.*) r_Te wetea in het jaar 1805, wanneer dit Basis* S«a fchjeven werdj