ERICH WICHMAN f

115

Volk, dat ééns de eerste der avondlandsche natiën was en dat door kruideniersgeest en marxistische besmetting dreigt onder te gaan.

In het particuliere leven was hij een hoogstaand mensch, een trouw vriend, een goed kameraad. Zelf arm, stond hij immer klaar, om anderen te helpen; zelf slachtoffer van verraad en intriges, deed hij zijn gegeven woord zonder mankeeren gestand en schipperen was hem een gruwel. Vooroordeelen waren hem vreemd, huichelen kon hij niet. Hij leefde naar zijn woorden en sprak naar zijn daden.

Zijn heengaan beduidt een zwaar verlies, in ieder opzicht. Doch het was schoon en grootsch, gelijk zijn leven. Hij heeft geleefd als een Man, een kerel uit één stuk, een waarachtig Nederlander; en zóó is hij gestorven.

Mogen de oprechte Nederlanders zijn nagedachtenis eer en, door zich te spiegelen aan zijn voorbeeld!