252

HET GYMNASIUM

hij al oud wordt, had geen ander doel dan om den Spartaan stof te geven bij het scandeer en.

Het bangst is Guus voor de wiskunde; de rest komt wel in orde. Morgen zullen ze met Latijn beginnen. Guus zal vanavond kalmeerende druppels innemen, die zijn Tante hem aanraadt. Willem heeft geen vertrouwen in medicijnen; hij hoopt, ook zonder druppels te zullen slapen. Gelukkig is het niet heet; het is frisch, zonnig Juniweer. Ze treffen het ook hiermee, evenals met de commissie. Tot nog toe gaat alles goed.

En Willem heeft ook zonder druppels voortreffelijk geslapen. Wel was hij vroeg wakker, maar hij is lekker als kip. Hij trekt het gewichtige slipje aan, en eet met smaak het extra-eitje, dat de juffrouw voor hem heeft klaargezet. De boekbinder komt van de trap stuiven, wenscht mijnheer het beste, en wipt, schichtig als een haas naar zijn hol, weer zijn werkplaats in. De juffrouw staat beneden in den winkel, om hem de hand te drukken en kijkt hem na, totdat hij om den hoek van het pleintje verdwenen is. Het is een plechtige gang.

Bij het gymnasium verkeert alles onder den indruk. Boven voor het hoekvenster kun je, als je goed oplet, het hoofd van den éénen professor bespeuren; ze zijn er dus al. Nico heeft ze gezien. Nico staat vlak bij Willem; hij voelt zich mede gewichtig, omdat zijn broer eind-examen doet. De verschillende klassen hebben hun afzonderlijken boom verlaten, en loopen, verward als een gestoord mierennest, door elkaar. Zelfs Foppe heeft zijn mal koolsblad afgezet en zijn haar nat in een scheiding gekamd. Hij heeft zijn handen gewasschen en zijn trouwpak aan.

Polanen komt voorbij.

„Succes, jongens!" roept hij.

Mosjeu zwaait zijn stokje zenuwachtig in 't rond; hij neemt stijf zijn hoogen hoed van zijn grijze krullen; hij zit erg in de benauwdheid, want hij heeft het stuk dat hij zal opgeven, reeds als proefwerk laten maken; anders komt er niets van terecht.