DE PONTIANAK

op te vangen. Maar dat hoefde niet, want ontstellend duidelijk kwam ineens haar stem: „Karl," zeide ze, beloof me dat je nooit hertrouwt." Ik was verschrikt van de onnatuurlijke helderheid van haar stem, en natuurlijk beloofde ik haar, wat zij stervend vroeg. Maar alsof zij twijfelde, zoo liet zij mij nog een zweren: Geen vrouw meer, en geen kind, en ik herhaalde: Geen vrouw meer, en geen kind. Daarna liep het snel af, Nog een paar maal zag zij mij dankbaar aan, en met een glimlach van gelukzaligheid op haar arm, bleek gezichtje, ging zij heen. Ik dacht dat ik gek werd van verdriet, meneer, ja ik weet wel dat het een gemeenplaats schijnt om zoo iets te zeggen, maar ik kan u verzekeren, dat ik rampzalig was van verdriet. En de volksmond zegt wel dat weduwnaarssmart kort en hevig is, maar aan mijn verdriet scheen geen einde te zullen komen. Mijn huis scheen uitgestorven, het was alsof de menschen ontweken om op de plaats van zooveel verdriet te komen. En dan zat ik daar maar 's avonds alleen in die wijde, stille galerijen, terwijl nu en dan een Inlandsche bediende geruischloos langs schoof, en daar zat ik dan zonder gedachten voor me uit te staren. Soms soesde ik net zoolang tot ik meende dat Rita nog leefde, dat zij ieder oogenblik uit een deur te voorschijn kon stappen, statig en toch licht zag ik haar gaan, ik hoorde haar stem, totdat ik dan tegen den morgen uit mijn droomen ontwaakte, met mijn wangen nat van tranen, omdat ik wist dat zij dood was. Toen begon het al, dat nachtwaken, dat niet meer durven gaan slapen, maar later, na dat andere vreeselijke, heeft het mij voorgoed overwonnen. Ik probeerde op alle wijzen over mijn verdriet heen te komen, maar het scheen mij niet te zullen gelukken. Er waren maanden dat ik werkte als een waanzinnige, soms scheen het verdriet werkelijk overwonnen te zijn, maar zoodra de overspanning verslapte, maakte het leed zich weer geheel van mij meester. Vrienden vroegen mij te logeeren, het gaf mij geen afleiding; ik dwong mezelf een paar malen naar echte fuifpartijen te gaan, maar ik vond het vervelend en afstootend zelfs. Mijn directie noodigde mij uit om eens een jaar met verlof naar Europa te gaan, maar ik wilde van dat