SPORTLIED IN HET STADION

Ten Wedloop gordt zich aan de mannenschaar, De voeten gaan als vlammen over 't land, In vuur'ge streving naar 't begeerde doel, De hoofden hoog, vooruit de borst, die hijgt Van 't moeilijk werk dat alle renners wacht.

En bij het Zeilen treft de slanke lijn

Van 't ranke vaartuig, dat gewillig danst

Met golf en bries, al naar de schipper 't zeil

Naar zijn wil richt: zie alle scheepjes gaan,

Een staat'ge watermaskerade, vol

Van kabb'ling en gebruis van klokkend vocht.

Skiloopen — vaardig schuiven over sneeuw In eindelooze stilten; langzaam aan Begint het, maar er volgt een groote vaart, En eindelijk de diepe sprong in 't dal. Maar is er losse sneeuw bijeengewaaid, Die wordt betreden, dan bestaat gevaar Voor gruw'lijke bedelving, — ach, vaarwel Dan telemark en christiania.

Het Schaatsenrijden drijft het bruisend bloed

Met snelle frissche strooming door het lijf,

Dat zwierig zwaait op stalen voet langs 't ijs,

En tintelend komt nieuwe levensvreugd

De zwellende aad'ren binnen, heerlijkheid

Van winter met het pralend wit rondom

En 't strakke blauw zich welvend boven 't hoofd.

Bergklimmen is de hooge romantiek

Van vorstelijk gevoel in de eenzaamheid,

Op weg naar verre wolken, weidsch gebied

Van gletschers en oerkrochten vol geruisch

Van watervallen... . dan, het trotsch besef

Van overwinning, is de top bereikt,

En staart men duiz'lend in 't vergeten land.