VAN GYRIEL BUYSSE

nichtjes Dufour voelt men nog sterker aan. Als de jonge Raymond, die zielsveel is gaan houden van Adrienne Dufour, liefde en leven wil gaan brengen in het saaie huis van den dorpsnotabel, komen de drie schatrijke tantes en met het dreigement van algeheele onterving spreken zij een onverbiddelijk halt. De drie nichtjes berusten, het stille leven van het dorp gaat rustig voort en wat er woelt in hun ziel, vindt in hun omgeving geen prikkels om uit te groeien tot grooter kracht, die opstandig knellende boeien verbreekt. De tantes hadden in de kiem geworgd wat een oogenblik had willen bloeien, de arme Adrienne had haar lot gelaten willen dragen, maar iets in haar was toch sterker dan de haar opgelegde wil. Haar verlangend hart kon den strijd niet vol houden, de druk van de zijde der tantes en van haar vader wordt steeds grooter en, als ze eenmaal besloten heeft te vluchten met Raymond, dan klimt de angst in haar op en zij wordt een korte stonde vóór het uur van vertrek ongeneeslijk krankzinnig. Haar zusje Clara heeft den moed haar tantes te verwijten, dat zij van het drama de oorzaak zijn, en hun vader en hun broer Max, de jonge advocaat, die voor de bevrediging van zijn politieke aspiraties het geld van de tantes noodig had, zien zich met onterving bedreigd. Dit is zoo ongeveer de korte inhoud van dit merkwaardige boek.

Ook dit werk van Cyriel Buysse speelt op het Vlaamsche platteland, maar niet onder de boeren en daarom is de lokale kleur ervan niet zoo sterk als bij ander werk van zijn hand. Want het leven in het huis van mijnheer Dufour, het leven op het buitengoed van de tantes, verschilt ook in de uiterlijke verschijningen niet veel van het dorpsleven zooals we dat kennen boven den Moerdijk, zoodat het Vlaamsen karakter ditmaal wel heel sterk bijzaak is geworden.

In »Het Recht van den Sterkste« zien we de pootige kerels van het Vlaamsche land, die puur Vlaamsch zijn; de tafereelen van het Vlaamsche volksleven, welke in dit boek geschilderd staan, geven het zeer sterk de Vlaamsche bekoring. Nietwaar, van een Vlaamsche bekoring mogen we in de Noord-Nederlandsche letteren wel spreken; ze zit minder