HET KABOUTERMEISJE

dcor

J. E. VAN HILDEVOORT.

Als veertienjarig meisje was Wiesje naar Den Haag gekomen. Haar ouders woonden toen nog — want nu waren beiden gestorven — in de buurt van Loosduinen, waar ze beiden in het boerenbedrijf werkzaam waren. In Loosduinen had Wiesje school gegaan, uit dien tijd kwamen haar nu en dan nog flauwe herinneringsbeelden voor den geest. Enkele schoolvriendjes op klompen, enkele vriendinnetjes uit de klas met malle strikjes in het haar, herinnerde ze zich nog heel goed. En ook wist ze zich nog te herinneren, dat haar vader altijd bonte verhalen vertelde, waarin allerlei onwaarschijnlijke groote dieren een of ander buitensporig waagstuk uithaalden. Wiesje's verbeeldingsleven was reeds vroeg tot ontwikkeling geraakt. Teen Wiesje veertien jaar oud geworden was, werd het noodig dat ze in eigen onderhoud ging voorzien. Moeder wilde een dienst voor haar zoeken bij eenvoudige menschen met een goed hart in een van de dorpen in den omtrek. Desnoods een dienst in de stad, maar naar de stad zag moeder Wiesje toch liever niet trekken. Vader echter had andere plannen met z'n