KRONIEK.

hand beweegt en die zuiver geformuleerd met nu en dan indrukwekkende accenten weet te vertellen, waar zieke plekken zijn. In dezen bundel studies en critieken is hij echter veel meer dichter dan criticus en het feit, dat hij aan zijn schitterende, korte karakteristiek van Novalis, — het mociste,wat wij ooit over dezen prins der Duitsche romantiek gelezen hebben —, de eereplaats in zijn boek heeft gegeven, vestigt den indruk, dat hij met deze verzamelde opstellen aan het verhelderende schoonheidsbesef een grooter waarde heeft toegekend, dan aan de scherpe tastbare snede van het bekwaam bewogen ontleedmes. Want zie nu wat het wonder der schoonheid vermag:

In „Blütezeit der Romantiek" heeft Ricarda Huch een twintig bladzijden lange karakteristiek van Novalis geschreven. Marsman wijdde vier bladzijden aan hem. En als men Marsman leest na Ricarda Huch, dan lijdt het geen twijfel: Marsman heeft het wezen van Novalis gepeild met het onfeilbaar besef van wat waarachtig schoon is boven alle grenzen uit van ruimte en tijd, terwijl Ricarda Huch met overleg en wijsheid en ook met liefde het beeld opbouwde, een standbeeld op een voetstuk. De romantiekers van Novalis' tijd waren de ontdekkers van het onbewuste, tegenover de bezonnenheid van Apollo kwam de goddelijke dronkenschap van Dionysos. In een hoogere sfeer van den geest herhaalt zich thans de ontdekking.

„Als Novalis die Arme nach dem Tode ausstreckte, umfing ihn das Leben", schreef Ricarda Huch in haar groote werk over den bloeitijd der romantiek en zij vertelt dan van allerlei gebeurtenissen in het leven van den dichter-wijsgeer. Marsman geeft geen enkel feit, hij plaatst Novalis in de schemerlichte ruimte van den tijd, waarin het nieuwe schoonheidsbesef ontbloeide, het gold niet het beeld van het dagelijksche leven, het gold hier een volmaakt dichterlijke impressie van de Eeuwigheid. „Novalis' leven was slechts groeien naar den dood", schrijft Marsman. „Zwarte zaden in zijn hart begraven, waarvan hij de kiemen meedroeg van de overzij, rijpten snel tijdens de korte jaren, dat hij hier vertoefde, hij was onvoorwaardelijk aan den dood verpand' .