KRONIEK.

Iets verder spreekt hij van den slanken schildknaap van den dood. .. . Want zoo is zijn tocht te zien, een vergankelijke korte nacht, reed hij licht en onaanrandbaar in zijn rusting door de wilde tuinen dezer aarde. Maanlicht huiverde over zijn mantel en de bergen waren woest en zwart. Zwart en zilver, het embleem zijns harten". Zoo zeer doorschouwde hij het innerlijkste wezen van den jong gestorven von Hardenberg, dat in de hemelsche vaart van zijn woorden, de klanken de kleur dier schemerlichte wereld kregen, waarin de dichters van de romantische school de hooge idealen van hun kunst hadden geplaatst. Men denkt aan wat Wilhelm Schlegel aan Novalis schreef:

,,Du schienest losgerissen von der Erde, Mit leichten Geistertritten schon zu wandeln, Und ohne Tod der Sterblichkeit genesen."

Men voelt het heel sterk bij het lezen van Marsman's fijne karakteristiek, deze jonge dichter werd door den geest van Novalis onweerstaanbaar aangetrokken en dat is ook verklaarbaar wanneer men Marsman's artistieke belijdenissen kent. „Voor mij is poëzie een omzetting van leven, heeft hij ergens geschreven, er is geen intenser wijze van leven te denken, dan die van den dichter, die het leven herschept, dichten is het vervullen des levens op de wijze der schoonheid. In het creëeren vervult de dichter zijn opperste levensfunctie." En wat was de kern van „Novalis" philosofie ? „Poësie ist das absolut Reëlle. Je poëtischer, je wahrer", schreef hij in zijn „Fragmente über Aesthetisches".

Om deze vier bladzijden over Novalis is dit boek van Marsman ons zeer dierbaar geworden. Men vindt er nog in studies over Georg Büchner, Georg Frankl, over Rilke en Charlie Chaplin, — bien etonnés de se trouver ensemble — en verder over de jonge dichters van dit geslacht Marnix Gysen en van Schagen. Men weet, dat Rilke zeer onlangs gestorven is en het doet wonderlijk aan te lezen in den aanvang van Marsman's studie over Rilke, die in '24 geschreven werd: „Gij kunt, naar alle waarschijnlijkheid, over Rilke spreken als over een doode".