SI'KL.

Janne laten gelegen liggen? En met een plotselinge deernis dacht hij aan dit eenzame vrouwe-bestaan, door niets gevuld dan wat zorgen voor vreemden, herinnerde hij zioh het tenger-donkere figuurtje met de stille oogen en den zachten mond. Neen, ze konden dit niet doen; het was leelijk.

Als een aanraking kwam achter hem Erna's stem, zoet en warm van klank.

„Jongetje.... wat sta je nu weer voor dwaze dingen uit te broeden? Ben je bang dat we ons tegenover Jannie onbillijk gedragen als we haar vragen om een week of wat hier te komen? Maar jongen, ze zal 't heerlijk vinden, dat begrijp je toch wel! Denk eens: midden in den zomer en dan hier buiten!.... Wat heeft ze nu op haar bovenhuisje in de stad?"

Hij wendde zich naar haar toe, een glimlachje ontspande de strakheid van zijn gezicht.

„Ah! Dus je wilt haar voor haar genoegen te logeeren vragen!" spotte hij fijntjes.

Ditmaal liet zij zich niet driftig maken. Luchtig zei ze:

„Veel schelen zal het niet. Ze kan hier een leventje hebben als een prinses. Wat heeft ze te doen? Mij wat gezelschap houden en een beetje op Sien letten. Voila tout. En als ik de volgende week op de rustbank buiten mag liggen, dan kan ze den heelen dag in de buitenlucht zijn." En met een schalksche spot, die als een licht over haar gezichtje danste: „Ik vind dat je haar dit eenvoudig niet onthouden moogt!"

„Welzeker!" lachte hij, half verwonnen. „Alles wel beschouwd, zal 't nog Janne blijken te zijn, die dankbaar heeft te wezen,"

„Wie weet!" lachte ze terug, en in haar blauwe pupillen schoot de vonk-<van-triomf om wat ze nu wel gewonnen achtte. En kalm-zeker, als tegenover een voldongen feit,

vroeg ze: „Schrijf jij haar dan? Nu dadelijk nog even?

Dan kan je den brief nog meenemen."

Zij deed of zij 't niet zag hoe hij toch even fronste, om dit overrompelende. En hem plots omvangend met de zoete

2