SPUL.

bloemen bloeiden. Verder weg, tegen den horizon, stond het bosch als een donkere wal.

En prettig was ook het stille zorgen: thee inschenken voor Julesj een groote kop, met veel suiker en bijna geen melk — zij deed het met die nauwgezette aandacht, die ze ook voor kleinigheden had — dan een klein kopje voor haar zelf. Erna bromde gelukkig niet om wat haar onthouden werd, maar nam als een zoet kind genoegen met haar glas citroen. En op voorzichtige voeten wat rondloopen, een keteltje water op het gasje zetten en de gordijnen wijder openschuiven, opdat Jules van het laatste daglicht profiteeren kon....

Erna was stil vanavond. Zacht leek haar gezicht in de teedere kwijning van het avondlicht. Wonderlijk anders nu weer dan vanmiddag in haar onstuimigheid. Aandachtig bleven Janne's oogen het bezien, tot de blauwe oogen, die in het schemerende buiten wegtuurden, traag zich loken.

„Ben je moe?" vroeg ze bezorgd. „Wil je soms liever slapen gaan?"

„O nee," zei Erna, „moe ben ik heelemaal niet, maar je wordt zoo stil van het in den avond kijken...." Haar gezicht was teeder als een kindergezicht.

„Ja...." fluisterde Janne, en een zachtheid trok om haar mond.

Verwondering, waarin warmte van genegenheid was, voelde zij in zich rijzen om deze Erna, die haar nieuw was, deze zachte, lieflijke Erna....

Een koel-geurig avondwindje glipte binnen. Janna leunde het hoofd achterover en liet het langs haar wangen aaien. Zacht zuchtte zij van zoet welbehagen.

„Ik geloof eerder dat jij moe bent," plaagde Jules. „Vroeg naar bed vanavond, meisje!"

Zij verweerde zich, lachend-verontwaardigd, en met een kleine verlegenheid, die haar wangen kleurde. Maar ook was er diep in haar een zachte blijheid, onduidelijk als om iets goeds, dat haar wedervoer.

Zoo, in dit onbepaalde geluksgevoel, dat haar wiegde, dat haar vreemd vervulde, ging zij slapen dien avond.