HÜGO VERKIEST EN KAKEL VAN DEN OEVER.
675
en dichter stonden wij bij de menschen. Gij bouwdet een wereld en wij waren de helpers.
Gij hebt leeren luisteren, leeren geven, leeren bouwen.
Er was een tijd, dat Gij met uw medescholieren onderricht ontvingt van uw vereerden meester, Guido Gezelle, „die liet soms de zee, de groote zee, die zijnen geest en hert volwoelde, stroomen over ons", gelijk Gij het zelf zoo schoon zegt, en vervolgt: „Ik zie hem nog, als hij op die wondere dagen binnenkwam in de school. Met den eersten oogopslag waren wij dat gewaar, en wij zwegen tusschen de banken. Hij, hij klom op het gestoelte en stond recht. Een marmeren, bezielde beeld! Hij was bleek en zinderde. Wij, wij kropen, zwijgend over den bank, en zaten neêr, verwachtend. Hij zei het gebed, en zijne stemme ruischte innig en trillend, gedwongen. De onze antwoordde zuutjes en ontroerd. — „Fermez vos livres". — Eene ure lang, in licht en donker, in muziek, in overweldigend gedachtenspel, in jubelend en pijnend gevoel, overhong ons het oneindige. Het spel der zeebaren, der oneindige zee, overplaschte ons...."
Wie zoo heeft kunnen naderkomen, wordt zelf ziende, want wie streeft wordt gered, en daar was méér dan streven, daar was de ontstellende ontroering van iets gewéldigschoons.... Ziet dit tafereel: in het jaar 1859 Guido Gezelle met zijn leerlingen bijéén gedurende den Vastentijd, sprekend, vertellend, onderrichtend, opwekkend, bezielend, in een eindeloos zich geven. Hij deed voelen, zien, üw geest in ontroering getuigde ervan waar Gij zegt: „Het was Palestinen, — Jerusalem, —de Tempel, — met hunne historie, hunne ligging, hunne symbolenmacht, die in heerlijke tafereelen voor onze oogen rezen. Het was de Zaligmaker met de beelden, die Hem voorengingen in die prachtige bijbelrijen, met alle mystieke verbindingen en wonderen, met zijne goddelijke armoede en ellende, en met geheel die wereld van doening en woord, die Hij in Vlaanderen en de menschheid gelaten heeft.
Een Visioen!
Hij, hij stond innig ontsteld, boven onze hoofden, bleek met witte handen, die beefden.