DE BEDROGENE.

mij eenzaam over aan de warm-gouden droomschemeringen van een eerste, ontwakend verlangen.

Gij weet hoe leelijk ik ben : ik had echter deze leelijkheid tot-nog-toe nooit als eenig nadeel of onrecht ondervonden; ik was haar mij eigenlijk nauwelijks bewust, daar nog niemand haar mij op de een of andere wijze had doen gevoelen, ook zelfs mijne moeder niet in hare meer door haren aard ontstane achteloosheid tegenover mij. De wreedheid der menschen, die bij kinderen het grootste is, maakte mij op haar opmerkzaam, en mijne eerste goede en hoopvolle stemming werd spoedig bedorven door het nieuwe bewustworden van wat voor mij wel alle levensgeluk en vreugde voor goed in den weg zou moeten blijven staan. Ik werd stil en teruggetrokken.

Ik had in dezen tijd een vriend, bij wien ik mij vooral in deze nieuwe eenzaamheid inniger aansloot. Hij was niet zeer groot, ongeveer van mijne lengte, doch sterk en breed, met dicht, blond, krullend haar, hei-blauwe, een weinig rood-omrande oogen, een eenigszins ingedrukten neus, die zijn gezicht echter niet ontsierde, en blanke, doch korte, breede en buitengewoon sterke handen. Hij stond niet alleen door zijn sport, doch ook om verschillende vechtpartijen bekend als de sterkste en vooral ook blindelings moedigste der geheele school. Er is eene eigenaardige psychologie van zulke jongensvriendschappen, die vaak bizonder en merkwaardig schijnen, en toch op dezelfde oorzaken en gevoelens berusten als bij ouderen. Hij was „een jongen uit het volk", die zonder dat zijne familie schoolgeld of boeken voor hem behoefde te betalen, in de gelegenheid was gesteld zich verder te ontwikkelen, niet zoozeer doordat hij bizondere vorderingen zou hebben gemaakt, zooals dat dan gewoonlijk het geval is, doch meer door een hem gunstig noodlot of geluk, dat sommigen alle hunne wenschen op schier onverklaarbare wijze bereiken doet. Ik geloof ook niet, dat hij door een of andere licht te vervullen eerzucht gedreven werd, daar hij, hoewel hij al zijne diploma's behaalde, later toch als vrijwilliger naar de koloniën ging, en ik hem toen ik hem nog later een keer