DE VLIER BLOEIT

dat jij het zelf wel zou inzien. Iedere andere vrouw had dat al lang gedaan! verweet hij heftig, en voelde dat zijn zelfbeheersching hem ging begeven.

— Als je het dan weten wilt, ik ben hier niet weg geweest! Ik telegrafeerde om jou hier weg te houden! Begrijp je het nu? Begrijp je het eindelijk? viel hij haast schreeuwend uit, tot wanhoop gedreven door de lafheid van zijn eigen woorden en haar eender effen gezicht onder den rossen lampschijn.

Ze haalde bijna onmerkbaar de schouders op, haar dunne vingers bewriemelden de glazen kralen van haar halsketting. Haar stem was haar stem van altijd:

— Nou Davie, moet dat nu allemaal zoo opeens vanavond Er is toch zeker tijd genoeg voor als je wat

kalmer bent. Het onweer maakt je muizenissen; morgen, op klaarlichten dag, kunnen we het op ons gemak overpraten.

Dat was het, dacht hij radeloos; het gleed langs haar af,

ze nam het eenvoudig niet aan, Tono begreep dat niet

Hij zag Elsie naar zich toekomen, ze legde een hand op zijn arm; kalmeerend herhaalde ze:

— Morgen kunnen we immers alles op ons gemak overpraten!

Hij schudde haar ruw af, zoodat ze wankelde op haar voeten. Heesch riep hij:

Morgen is het te laat, hoor je, morgen

Hij zweeg. Een felle bliksemschicht deed door het gordijn heen het raamvak blauwig opblinken, enkele tellen later grolde de donder, dreigend en langgerekt. Elsie klaagde verwijtend:

Daar nu.... zie je, het is vlakbij! Waarom moet je altijd scènes maken als mijn zenuwen toch al van streek zijn!

David sloeg geen acht op haar. Nu stond het beest vlak achter hem, de heete adem schroeide zijn nek. Hij voelde zijn rede hem begeven, hij wist enkel dat hij moest schreeuwen, zich uitstorten in een vloed van woorden, tuimelend over elkaar, zinnen rood van haat, verwrongen door doodsangst: Dat hij beu was van haar, beu van haar klampen en