DEMONEN

door

LOUISE FRANKEN.

De demonen in Peter van Dijk waren een grooten strijd aan het voeren, maar het kleine vrouwtje, in den grooten stoel weggedoken, wier uitroep de oorzaak van dezen strijd was, bemerkte daar niets van. Met groote passen liep hij de kamer op en neer. Verduiveld, waarom moest zij bij het binnen komen de paneelen zien, die, stoffig en smerig, nog net zoo stonden in het atelier zooals hij ze jaren geleden had neergezet? Het ging haar niet aan, dat hier die oude dingen stonden, en als ze een beetje bescheiden was geweest, had ze.... had ze haar mond gehouden. Wat deed ze eigenlijk hier? O ja, hij had haar meegenomen omdat hij zich verveelde, en omdat alleen het zorgelooze gepraat van een vrouw hem een paar uren uit die verveling kon sleuren. Maar met wat hier stond, en wat in hem omging, daar had ze niets mee te maken. Daar moest ze van afblijven! En dat kleine nest had het toch gewaagd, in zijn binnenste iets wakker te roepen, iets aan te roeren, wat hij zelf jarenlang vermeden had aan te roeren.... ze had de demonen weer aan het werk gezet. Ah, die demonen....