BRIEVEN ZONDER ANTWOORD

Twee dagen daarna ging ik weg, terug naar Indië, en nu zit ik weer op mijn kantoor aan de Kali Besar, en het leven gaat voort, hier, en daar, in Holland, alsof er niets gebeurd was.

Mag ik nog eens voor mezelf, voor mijn eigen vertroosting, aan jou vertellen, hoe het allemaal was? Misschien zal dat mij helpen om het leven te dragen.

Ik was met verlof in Europa, met mijn vrouw en met de twee kinderen. Het was mijn tweede verlof, acht jaar geleden waren we ook in Holland geweest. (Acht jaar geleden was jij vijftien, moet ik dan weer bedenken.) In een verloftijd zijn er altijd bezoeken, welke men zich niet voorgenomen had te brengen en dan toch brengt, terwijl er minstens evenveel menschen zijn, die men van plan was eens te gaan opzoeken en die er bij inschieten. Het einde van een verlof nadert op de grootste versnelling. In die laatste week was ik nog een enkelen dag in Amsterdam, en toen herinnerde ik mij dat ik aan Wakkers, mijn oudsten mededirecteur, beloofd had om in mijn verlof Brenting eens op te zoeken, We doen niet veel met de Vereenigde Handelscompagnieën, had Wakkers gezegd, maar loop eens aan bij Brenting, misschien is het toch wel een relatie, die op den duur iets wordt. Ik had aan Brenting geschreven, dat ik hem 's middags om drie uur zou bezoeken, en ik was dus om drie uur aan zijn kantoor op de Heerengracht, De portier diende mij telefonisch aan, een jongeman ging mij voor, één trap op. Er was een wachtkamer, waarin drie of vier heeren zaten — de deur stond open — maar wij gingen er langs. Een andere werd geopend, de jongeman noodigde mij uit om daar binnen te gaan. Ik ging binnen. Een groote hooge tusschenkamer, zooals men die in de oude, gedeeltelijk gemoderniseerde Amsterdamsche grachten-huizen nog aantreft. Midden in die kamer een tafel, met een typewriter erop. Aan die tafel zat jij. Ik begreep dat Brenting «in conferentie» was, en dat hij mij, als een bezoeker die door zijn positie recht heeft op een bizondere behandeling, voor de anderen wilde laten gaan.