668

DE EER VAN HET GESLACHT

A m a 1 i a: Je zoudt de conditie kunnen stellen, dat je den geldprijs in géén geval aanneemt. Alleen de eer.

Pi e t e r [zonder overtuiging): Oh ja....

Amalia: Je kunt immers niet het verhevene met slijk laten bevuilen!

Pieter: Maar het verhevene is eigenlijk niet te bevuilen.

Amalia: Dat is wel zoo....

Pieter: Ik zal er doorheen moeten, Amalia. Wij moeten allen wel eens vernedering verdragen terwille van het hoogste, (staat op)

Amalia (staat ook op). Dat is nobel van je, Pieter, ruim gedacht.

Pieter: Kunstenaarsbescheidenheid, Amalia.

Amalia: Ach ja, onze bescheidenheid kan toch eigenlijk nooit groot genoeg zijn tegenover den hoogmoed der anderen. En wij hebben.... (samen af)

(Tooneel even ledig.)

Toto (kijkt eerst voorzichtig om 't hoekje, dan binnen): Ha! de rollende onweeren zijn afgetrokken; de lucht is weer zuiver. (Zoekt op den divan haar spullen bijeen; kijkt in haar bonbonzakje.) Wel potverdikkempie! Nog maar drie?! En ik weet zeker dat er nog zes in waren! Dat moet Mali alweer gedaan hebben! Zoo'n leelijke snoepster! (Zoekt op Amalia's tafeltje, vindt een bonbon, die ze opeet.) Zie je wel! Gegapt zijn ze zeker lekkerder dan gekregen! (Snuffelt in de boeken, trekt er een tusschen uit, bladert 't open.) Nee maar! Kijk nou 's! Dat is zware phi-lo-so-phie, hoor! (leest langzaam en met beteekenisvollen nadruk:) «Vrouwen-macht, het geheim eener verboden Liefde«!

Einde van het eerste bedrijf

*