DE EER VAN HET GESLACHT

Jeanne [commandeerend) :Nou den kraag instoppen! .. Over me sdhouders ook! Heelemaal glad!.... Hè, wat gaat dat onhandig!

Hendrik: Stil maar, stil maar! 't Is ook me dagelijksche werk niet! En dan met dat been....

Jeanne [jachtig nu opeens weer; schuift haar handschoenen aan. Buiten klinkt muziek en het gezang van een of ander «volkslied» als »Janus, heb jij je hoedje op«....): Hoor 's! Nou, ik smeer 'm, anders wordt 't heelemaal te laat! [plagend) Moet u ook niet 's de straat op? Beweging is goed voor verzwikte enkels! [proestend af)

Hendrik [doet haar een stap achterna; wordt geremd door zijn zieken voet): Au.... ah!.... Verduiveld!. ... Zoo'n krengetje! Houdt 'n mensch nog voor den gek in z'n ongeluk. [Strompelt naar 't raam, kijkt uit.) Wat 'n herrie! De menschen lijken wel gek vandaag. [Dan naar zijn bureau, neemt enkele papieren op, smijt ze weer weg, ziet besluiteloos en misnoegd om zich heen; muziek trekt af.) Gezellige boel! Ze laten je maar zitten! Van je familie moet je 't maar hebben. Allemaal lapschw.... [onderbreekt zichzelf met een geweldig keelschrapen in de richting van Paul, die nog immer in dezelfde houding rookt en leest, zonder van iets notitie te nemen.) A. .ghm! Kan jij je mond niet eens opendoen?

Paul: Pardon. Ik dacht dat de klassieke bescheidenheid eens zoons hier 't best in de situatie paste.

Hendrik: Wat situatie.... Je bent gek! A. .ghm! Situatie!. ... 't Is een fraaie situatie om op een dag dat 't er zoo dubbel en dwars op aankomt, een dag, waar je dagen en weken naar uitgezien hebt, door zoo'n stom ongeluk aan huis gebonden te zijn!

Paul: Dat zijn de ongewisse kansen van 's levens dobbelspel.

Hendrik: Te denken, dat daarginds nu het groote zich afspeelt.... de glorie.... de eer van je geslacht. ... [theatraal) Dat daar, ten aanschouwe van een volk, je nageslacht, je naam.... je.... je. ... [zoekt tevergeefs naar een passend slot).