KRONIEK DER LETTEREN

haar, dat ze, inplaats van afschuw voor en tegenzin in den man, dien ze in haar hart van een misdaad beschuldigt en met wien ze bovendien geestelijk niets gemeen heeft, alleen maar voelt een wijde, dankbare vreugde, dat ze bemind wordt en begeerd. Nu pas voelt ze, hoe diep in haar het intense verlangen gesluimerd heeft naar het gevoel, zich met een felle passie bemind te weten. Ook voor haar valt het vroegere leven weg, concentreeren geest en lichaam zich langzaam-aan alleen op de liefde. En hoewel ze zich niet gewonnen wil geven, zich verzet tegen zijn liefde, ja eigenlijk niet eens zelf een felle wederliefde voelt, blijft ze toch steeds door die vreugde voelen, wordt het leven in het «tehuis» met de kinderen iets onwezenlijks, waar ze langsheen gaat en dat steeds minder haar aandacht en toewijding heeft. Ze verwondert zich over zichzelf, 't is weer het spiegelbeeld, dat als een raadsel voor haar staat, dat haar aankijkt

met oogen als van een ander 't Begint nu ook tot haar door

te dringen, dat indien er bij het auto-ongeluk kwestie was van moedwil om een vrouw, niet Josée die vrouw was, maar zij, zijzèlf. En weer voelt ze tot haar eigen afschuw en verwondering — naast de ontsteltenis die deze gedachte haar geeft, een triomfantelijk vreugdegevoel, dat hij zélfs voor haar een misdaad zou be gaan. Zij vraagt hem haar de waarheid te zeggen. Hij ontkent, dat er opzet in 't spel was, maar mèt die ontkenning ontstaat in hem zelf een twijfel: was het wel heelemaal een ongeluk? En met dien twijfel ontstaat in hem een onzekerheid, die hij nooit heeft gekend, — hij, die altijd fier, zelfbewust en zeker op zijn doel afging. De twijfel en onzekerheid tasten zijn diepste innerlijk aan, hij komt vreemd tegenover zichzelf te staan, ontdekt ook gevoelens en diepten in zich, die hij niet kende, 't Is weer: het beeld in den spiegel.

Zoo zien we in dezen roman dus vier menschen in hun dubbele gestalten. Daar deze vier in een klein bestek beschreven worden, krijgen we zoo nu en dan een gevoel van een teveel. Maar tóch heeft Willy Corsari haar onderwerp heel aardig uitgewerkt; ze heeft de gave, ons geboeid te kunnen houden, zoowel door inhoud als stijl. Ze weet haar woorden uitstekend te kiezen en zonder diep te gaan, weet ze toch haar figuren raak voor ons te typeeren. Zoover ze ons deze vier menschen beschrijft in hun groote tegenstrijdigheden, voelen we ons tamelijk bevredigd, we aanvaarden zonder meer den ommekeer in hun karakters om de wijze, waarop die ons wordt opgediend. Maar tegen het einde worden we hevig gedesillusioneerd; we krijgen sterk den indruk, dat de pen er met de schrijfster vandoor is gegaan.

Martha wil niet toegeven aan haar neiging er met Stephan vandoor te gaan; hun verhouding loopt uit in een vaag gehaspel met woorden, waardoor we hun gevoelens niet meebeleven en