VAN HET NOORD-LIMBURGSCHE LAND

door H. H. J. MAAS

Dat Ties nog ooit als knecht bij zijn boer »vertrekken« zou, had niemand kunnen denken. Toen hij zich al op een andere »plaats« *) verhuurd had, wilden velen het zelfs nog niet gelooven. En nadat er eindelijk niet meer aan te twijfelen viel, werd er dagen lang over gepraat als over een gebeurtenis, waardoor de aarde niet meer zou kunnen draaien. Hij was er op twaalfjarigen leeftijd gekomen als »koehard«2), die een paar nieuwe klompen en een rijksdaalder per jaar verdiende, daarna gebleven als »scheper« 3) en vervolgens als knecht, alles bij elkaar net twintig jaren4). Iedereen rafelde het geval uit met allerlei verklaringen en gissingen, die een mengsel vormden van een beetje waarheid met veel verdichtsels en leugenpraatjes. Het nieuws ging van mond tot mond; telkens werd er wat bijgeplakt, totdat het klompje was aangegroeid tot een berg.

*) boerderij.

2) koeienhoeder.

3) schaapherder.

4) Dit verhaal speelt omstreeks het jaar 1900,