EMMA, DE BRUID

O, god! kreet zij opeens, en voer met een schok overeind. O, god, o, god! ik kan niet meer!

Zij wierp zich op den grond, en wentelde zich heen en weer in een acces van woede en drift. Zij bonsde haar hoofd op den vloer in een krankzinnige behoefte, om zich pijn te doen; zij steunde, zij drukte zich de nagels in de handpalmen met vertwijfelde kracht Want de tranen wilden

niet komen....

Zij zat weer op, geleund tegen een stoel, en staarde met brandende, blinde oogen voor zich uit.

Wat moest zij? wat kon zij nu?

Vanmiddag nauwelijks enkele uren geleden, had zij

aan Jacques haar «liefde» bekend.

Met de krachtigste overreding had zij hem zijn twijfel ontnomen....

En zij had hem het bewijs het bewijs! van haar

liefde gegeven! Een harde lach ontsnapte haar.

En nu lag zij hier alleen vertwijfeld ziek van

ellende op het enkele bericht, dat Yvo terugkeeren

zou Omdat zij omdat zij

Neen, dat niet! O, god, o, god, dat niet....

Zij klemde de handen op haar hart, dat ópkrampte in haar borst, met eiken klop, als een scheur van pijn

O, stierf ik nu maar, zuchtte zij. Vrij, vrij van allen twijfel en strijd

Ik houd van Jacques en ik wil met hem trouwen

Neen, ik houd niet van hem, en met hem trouwen wil ik

niet Want ik houd van Yvo, en ik wil trouwen met

hem neen, neen! ik haat hem, ik verfoei hem, ik veracht hem, en nooiï wil ik met hem trouwen, ook al smeekte hij op zijn knieën....

O! kreet zij dof. Dat houd ik niet uit

Vanmiddag vanmiddag nog was zij gelukkig geweest,

in een rustig tevreden verteedering. En nu? Ik houd 't

niet uit.. ik word gek steunde zij.

Zij sprong op. Zij moest iemand zien. Iemand, wie ook,

moest haar helpen En de eenige, tot wie zij kon gaan,

was Leni natuurlijk.