DE BOM, DIE VERKEERD SPRONG.

815

„Dat betaal jij dan natuurlijk," lachte Wies. Weer had Elizabeth niets dan een minachtend schouderoptrekken voor haar zuster over. „Dat komt terecht," beweerde ze.

„Je meent zeker, als we de duitjes van Oom opsteken. Wil ik jullie eens wat zeggen? Als we Eie met hem mee laten gaan, dan zullen we eerst wat beleven, die palmt hem in en wij mogen toekijken!" en Wies gierde het uit over haar eigen geestigheid. Mevrouw Lamond lachte ook even: Eie, die een man zou inpalmen, het was al te dwaas, maar Elizabeth nam de zaak anders op.

„Niets is onmogelijk, je ziet wel gekkere dingen gebeuren. Wil je wel gelooven, dat ik al aan die mogelijkheid gedacht heb ? Maar ik ben tot de conclusie gekomen, dat daar heel weinig kans op is. Daarenboven zal ik Rie wel duidehjk maken, hoe ze met Oom moet omgaan, laat dat maar aan mij over."

Wies tolde in haar handen klappend de kamer rond.

„Dat is dus bepaald, onze Eie gaat op reis, het zal eenig zijn!"

„Waarom heb jij zoo'n pret," vroeg Marie, die juist met een blad gewasschen glazen binnenkwam.

„Dat moest je eens weten. Dadelijk vertellen, Moes?"

Mevrouw Lamond keek Elizabeth aan en deze zei::

„Euim nu eerst verder op, Eie, en kom dan eens rustig bij ons zitten, Moeder heeft je wat te vertellen."

„Zouden we er niet eerst aan Oom over schrijven," vond haar moeder, toen Eie weer naar de keuken was.

„Niet noodig," besliste Elizabeth.

„Ik heb zoo'n idee, dat ze niet eens zal willen," meende Wies. „We zullen zeggen, dat Oom haar speciaal gevraagd heeft," vond Elizabeth, „dan zal ze zich wel vereerd gevoelen." Daar kwam Eie weer binnen.

Ze veegde haar nog wat vochtige handen aan haar schortje af en vroeg nieuwsgierig: „Nou, wat is er voor nieuws?"

„Wat zou ze er van zeggen, Eietje," begon haar moeder, maar Wies gierde:

„Je gaat op reis, Eie, op reis met Oom Jan, hoe vin' je dat?" Eie keek dom van verbazing.

„Wat praat Wies toch?" vroeg ze aan haar moeder.