EL DORADO.

441

Jij bent mijn vrouw, ik heb je lief, en ik zal niet dulden dat iemand ons scheidt, lady Blakeney.

Ik ben nu geheel genezen. De volgende maand reis ik terug naar El Dorado."

Zij waren ruim een jaar gescheiden geweest. In hard werken had Sara afleiding gevonden. Het had trouwens wel gemoeten. Jans ziektebehandeling in Europa en de verschillende kuren welke hij daar had moeten doen, hadden schatten verslonden, die zij verdienen moest. En omdat haar lessengeld niet toereikend bleek, had ze aan Kamowsky geschreven over concerten. Daarna was ze naar Batavia verhuisd en in komen wonen bij de Terbrachts. De oude heer was daar directeur van zijn handelsmaatschappij geworden en had zich op haar verzoek, belast met het beheer over haar geldzaken. Tusschen haar en de familie Terbracht was een hechte vriendschap opgebloeid. Wera koesterde voor haar leermeesteres een sentimenteele vereering.

Nu kwam Jan terug, en zou haar leven veranderen. Zij zouden op zichzelf gaan wonen, Jan op zoek naar een betrekking. En zij zou zich weer beperken tot het geven van lessen alleen.

Het zou vreemd zijn —

Hoe zij zich ook verheugde haar Percy weer terug te krijgen, het was haar of met zijn komst een wolk in haar leven schoof. Het zou weer bij het oude wezen. Zou het? Zou het?

Als zij aan Jan dacht, was het of zij zich een geliefd kind voor den geest haalde. Het was wonderlijk hoe oud zij zich in dat jaar afwezigheid van haar man tegenover hem was gaan voelen. Er was in haar gevoelens tegenover Jan meer van de moeder dan van de echtgenoote.

Hij was toch ook pas acht en twintig. En zij twee en veertig haast.

Men zou het haar niet aanzien. Zij was van dat type dat niet oud wordt. Haar figuur had het lenige meisjesachtige behouden, haar spiritueel beweeglijk gezicht met de heldere, expressieve oogen verried geen leeftijd. En aan haar teint had ze altijd veel zorg besteed. De grijze haren waren gemakkelijk genoeg te maskeeren in die krullende vlechtenweelde. En haar stem leek de eeuwige jeugd te bezitten.

Kamowsky die weduwnaar was geworden, aanbad haar, noem-