DE HELD.

De straat was levendig van wandelaars, meest jonge meisjes in rijen, de zwarte sjaal met franjerand in een punt op den rug. Hier en daar kwamen steedsch gekleede groepen uit, met bebloemde boeden en lichtkleurige kleeding of stemmige mantels. Nanna en Teta en de beide meisjes wisselden nu en dan glimlachend hoofdknikjes met bekenden.

Aan het einde van het Corso werd de menigte dicbter. De hooge steenen trap van het stadhuis stak halverwege uit boven de hoofden. Uit de ramen leunden twee vrouwen, correct in hoed en mantel.

— In de bovenzaal van 't stadhuis is de Signora van den pretore met haar schoonzuster," zei Maria. Zij zag op naar de huizen van het Corso waar van ieder venster hoofden op de menigte neerzagen.

Op de piazza waren de steenen banken langs de straat alle bezet met wachtende toeschouwers waar omheen kinderen stoeiden. Het droefgeestige plein met de steenen banken en de sombergroene dunstammige boompjes langs de zijden, tegenover den straatkant ingesloten door een stillen kerkgevel en den kloosterachtigen zijmuur van het seminarium duisterde weg in trieste blijheid dempende schemering. In het midden doemde vaag en groot het standbeeld van S. Bonaventura, bet hoofd geinspireerd naar den hemel gericht, de rechterhand zegenend uitgestrekt.

Een kleine bedeesde dame rees op van een der banken, gevolgd door twee glimlachende even oud uitziende jonge meisjes. Nanna en Maria traden haar tegemoet gevolgd door Teta en Teresa. Er werden handdrukken en begroetingen gewisseld en opmerkingen over het blijde nieuws van de inneming van Gorizia. Nanna vertelde hoe haar zoon haar reeds den dag tevoren had voorbereid met een telegram dat evenwel door de censuur was besnoeid.

— Uw zoon is dus nog in Rome?" vroeg de kleine vrouw.

— Maar hij geeft ons veel zorg," klaagde Nanna. „Stel u voor dat hij wil aanvragen om naar het front te worden gezonden!"

— Het is alsof hij haast heeft," meende Maria, het log gezicht vertrekkend tot haar gewone dwaas nuffige uitdrukking.