en laat de Fransen ook in hun Frans hun mooie dingen schrijven, want het is hun mond aangeboren; maar wij, laat ons onze denkbeelden in die woorden uitdrukken, die wij van de tong onzer moeder hebben geleerd (l).

Froissart, Langland, Chaucer en de schrijver van het Testament of have behoren echter tot de tweede helft van de XIV° eeuw. Zij brengen ons tot de derde en laatste periode van de Engelse taalstrijd.

Dit tijdperk, dat zich van ongeveer 1350 tot het einde van de XV® eeuw uitstrekt, zag eindelik de triomf van de Engelse taal.

Nog in de XIV® eeuw wordt de drang naar algemene erkenning van het Engels als enige nationale taal onweerstaanbaar. Van rasverschil is er, buiten de adel, geen spraak meer; de versmelting is onder Eduard 111 volledig.

Om het jaar 1400 bereikt de macht van de middelstand zijn toppunt; bij die van de Gemeenten is zich een kloeke plattelandse middelstand komen voegen, door de opkomst van de <i Yeomen » of vrije pachters. De bloei van de nijverheid (vooral van de wolnijverheid) verrijkt de Gemeenten, en de geldnood van de regering, door de Honderdjarige Oorlog veroorzaakt, vermeerdert hun getal. Ook ziet men, in de schoot van het Parlement, het gezag van het Lager Huis ten minste opwegen tegen dat van het Hoger Huis, en dat Parlement, in zijn geheel genomen, is machtig genoeg om o. a. over het koningscha,p te beschikken : in 1327 wordt Eduard 11 ten voordele van zijn natuurlike opvolger, Eduard lil, afgesteld; en in 1399 ondergaat Richard 11 hetzelfde lot, maar ditmaal ten gunste van Hendrik IV van Lancaster, die nochtans, uit een wettelik oogpunt, weinig of geen recht op de kroon bezat.

Aan de andere kant wordt door de strijd tegen Frankrijk de reeds jgapende kloof tussen dat land en Engeland dieper dan zij ooit te voren was of nadien zou zijn. Engels patriotisme en Engelse haat voor de Fransman verbitteren en verscherpen elkaar. Wanneer, in 1336, aan het eerste gedeelte van de Honderdjarige Oorlog een

(l) Soheibner, blz. 28.

5