en 00k... de rijkdom. Nancy wordt oud.« Het Boek » wacht niet meer omdat het dood is, en Anne-Marie verlaat haar moeder omdat ze bemint en trouwt.

En het derde deel van de roman begint; het bevat één bladzijde : genoeg om te zeggen dat Anne-Marie pas moeder is geworden, in een stille kamer van het ogenblik droomt, dat zij weer haar viool zal mogen ter hand nemen, wanneer een zacht gekreun haar het moede hoofd op het kussen doet omkeren :

In het schemerdonker van de wieg opende het kind zijn ogen en zei; “ Ik heb honger. •

Op die woorden, vol dreigende toekomst, die als een leidmotief door de gehele handeling klinken, eindigt het boek.

Wij moeten er van af zien, een denkbeeld te geven van de krachtig eenvoudige stijl, van de rijke verscheidenheid der talrijke karakters (wij hebben slechts de hoofdpersonen genoemd), van de levendigheid waarmee ze geschilderd worden, van de scherpe humor: dit alles zou vele aanhalingen en veel ruimte eisen. Door een enigszins uitvoerige samenvatting hebben wij ons beijverd de hoofdeigenschappen van het werk te doen uitkomen : de eigenaardigheid van het onderwerp, van zijn opvatting en zijn behandeling, en het boeiend menselike van het geheel. Men laat zich door de schrijfster meeslepen, en men gaat, zoals zij, geloven in die alles absorberende macht van het genie. Want behoudens een paar uitzonderingen, zoals de ietwat fantastiese briefwisseling die Nancy en de onbekende Engelsman op elkaar ernstig verliefd maakt, is de « waarheid » van alles wat men leest onweerstaanbaar.

Als onder onze ogen de verslindende eigenschap van het genie ook een tweede geslacht overmeestert en een derde reeds bedreigt -- zonder dat de schrijfster eentonig wordt, wat veel kunst vergde dringt die eigenschap zich ten slotte op als een meedogenloze natuurwet. Deze kent slechts één hogere macht: die van de moederliefde. Alles wat om Nancy de dichteres leeft, wordt door haar genie overweldigd ; maar alles wat in Nancy de moeder leeft, zelfs haar genie, wordt overweldigd door de moederliefde. Zoals de ridderlike Engelsman haar zeer duidelik zegt, heeft zij op zeker ogenblik te kiezen tussen haar glorie en die van haar kind : de moeder kiest de laatste, en kapittel XVII van haar meesterwerk blijft ongeschreven.

Dit is een schone, verzachtende trek in al het pijnlike van dit krachtig werk, dat toch nog droef genoeg blijft. Door de smartelik ironiese stem van de verhaalster heen hoort men gedurig veel inge-