Den eigenaar viel het blijkbaar zwaar zijn stijgend ongeduld tb overmeesteren. Dreigend trad hij op den grappenmaker toe;

Wilt ge? riep hij, met schorre keelstem en zijn stok zwaaide zwiepend boven zijn hoofd.

Plotseling stond de clown daar nu stokstijf en zwijgend en zijn gansche wit en zwart bemorste tronie huichelde de domste verwondering. Dan schrompelde hij langzaam ineen, diep hurkend eindelijk en de kin bijna op de knieën, doende alsof machtige vrees hem overweldigde. Eentonig-effen bibberde zijn stem tusschen de ras bewegende rood geverfde lippen en zóó stuiptrekkende rilde zijn lichaam dat hij er bij schuddebolde.

Ja, baas, ja, smeekte hij, ootmoed veinzend, ik wil, ik zal, omdat gij de baas zijt en ik uw knecht...

De honderden die daar op elkaar gepakt stonden, in bonkige, blokkige aaneensluiting van menschengestalten, schetterden het uit van boosaardige pret.

Omdat de clown plotseling zoo komiek-ernstig deed, den nek uitstrekte lijk onder de opwelling van een beslist genomen besluit en luid kuchte, verstierf in eens het rumoer onder de massa.

En hij begon:

Ik heb het daar straks gehoord : Ginds, aan de andere zijde van het plein, kruipen de menschen, talrijk lijk de mieren, in een nieuwsoortige tent, omdat daar de menschelijke zotheid hare grillen kan bot vieren. doen zij net als sprinkhanen en dansen en springen er, omdat ze moeten en rollen er holderdebolder over elkaar, mannen en vrouwen ondereen. Het is de dolste vastenavond, maar zonder maskers, de mensch in zijn natuurlijksten staat, dom en het beest nabij... Uren lang hebben de vrouwen aan haar koptooisel gewerkt, hoog-opwringend het haar onder stapels kroesproppen, met daarin handsvollen spelden, strikken en linten. En zie daar: op een wip en een worp, en het haar hangt flodderend langs den rug, als met grijphanden uiteengewarreld, en hoeden, hoeden zóó groot, rollen als groote schijven in het v01k... En die menschen hunne ingewanden schokken door elkaar, en wringen en grollen als thans de mijne, maar de mijne omdat ik honger heb...

Hij zette daarbij een zoo jammerend-koddig gezicht dat de omstanders luidkeels lachten, omdat hij, de clown, het zei. 2