En, staag-bedeind en staag-bedolven,

Blijven OR de blauwe zee,

En drijven met haar eeuwen meel...

Of, dat ik als de golving waar’

En uit der eeuwen macht mocht wellen.

Volte erlangend, baar aan baar.

En telkens, na wellustig zwellen.

Zonder rouw en zonder rust.

Mocht breken op de koude kust!...

Of, dat ik als het kustland waar’

En roerloos lag, doch vol verlangen.

En ik de aangebolde baar

Mocht als een wilden zoen ontvangen.

Wijl de zee haar lied, haar lied.

Verdolen deed mijn staag verdriet!...

Herman Van Puymbrouck.