Een heviger schudding doorliep zijn leden. Schier ongeloovig keek hij op.

Op strengen toon hernam zijn gebieder :

« Weet éen ding : indien gij in hetzelfde kwaad hervalt, zult gij voor langer tijd in ’t celgevang gesperd worden en de kwijtgescholden acht dagen er bij uitdoen. Ge zijt vrij, » herhaalde hij.

« Merci, » stamelde de jongen.

(I Bedank die dame. Zij heeft u in uw cel gezien en medelijden met u gehad; aan haar voorspraak zijt gij uw vrijheid verschuldigd, s

(1 Merci, » zei hij, mij bloo aankijkend.

o Geef mij de hand, » zei ik, hem mijn hand toestekend.

Maar hij trok de zijne als verschrikt tegen zijn zijde terug :

a Ma main est mouillée, » zei hij.

« Hij was bezig met zijn cel te dweilen, » sprak de surveillant,

o Dat doet er niets toe. »

Ik reikte hem nogmaals de hand.

Hij gaf mij de zijne, vreesachtig.

Die hand was rood, grof, nat en koud.

Ik drukte ze als een vriendenhand.

Zijn vingeren trilden wel, doch sloten zich niet rondom de mijne : geen sympathie ontwaakte of leefde er in.

o Naar ’t waschhuis, » beval de Directeur.

Nu moest hij nog gedurende veertien dagen zwaren arbeid verrichten, aleer in de werkplaats hij was een schoenmaker zijn bedrijf te mogen uitoefenen.

Werken is gezond, dat was niet erg voor hem. En zij vertrokken over den koer, hij en de surveillant.

Als men een gevangen vogeltje medelijdend met moeite uit de kooi grijpt en er mede aan een open venster treedt en het los laat, gij zult het ook opgemerkt hebben wipt het eenige malen lustig zijn staartje op, zoodra ’t zich vrij gevoelt, waarna ’t in rechte lijn van u voortvliegt.

Ik zag den jongen na : zijn stap wipte niet op; met loomen gang en lamme armen verdween hij naast zijn geleider achter den hoek van een gebouw; maar mijn hart wipte op van blijdschap, omdat het mij gegeven was een menschelijk, lijdend wezen, hoe weinig sym-