en dingen als in doling geslegen. Niets roert of waagt of leeft rondom mij. Ik alleen wikkel voort in die eenbaarlijke roerloosheid.

Maar nog doodscher is het daar in de zielenwereld. De kerken zijn er des Zondags verlaten als in de week, schier zonder volk. Drie maanden lang bleef de parochie Baron zonder goddelijke diensten en niemand kloeg, niemand betreurde dien toestand.

De pastoor immers lag ziek te bed en maar eenmaal kwam er een ander geestelijke misse lezen.

Bijna op alle die vijftig gemeenten van het blakke bloote houdt geen enkel mannemensch zijnen Paschen, en worden er mannen gevonden die hem houden, nooit zijn er moer dan vier of vijf, als het heel wel gaat. Al het werkvolk schuwt, vlucht er de kerk des Zondags; eenige vrouwen uit den boerenstand en een handvol kinderen wonen daar de misse bij.

Het godsdienstig, bovennatuurlijk leven bestaat daar niet.

De eerste Communie heeft hare bediedenis verloren. Zij is de gewenschte gelegenheid om kermis te houden en de weinig onderrichte kinderen hooren er van den naasten Zondag geene misse meer. Ik weet eerste communicanten, die sneukelgoed oppeuzelen, vooraleer tot de H. Tafel te naderen. Doe maar op, zeggen de moeders, maar zwicht u... de pastor mag het niet weten...!

Nooit zag ik des Zondags een jongeling in de kerk I Zegge in vele van die parochiën, die ik zoo goed ken als vele gemeenten van West-Vlaanderen. Ik kan verscheidene parochiën opnoemen, waar niemand, zegge man noch vrouw, zijn Paschen houdt. Als iemand ziek of zuchtig is, roept men den priester niet. Men roept hem soms, toen de zieke den laatsten adem heeft uitgeblazen. Bijna allen sterven zonder sacramenten, en bijna allen worden kerkelijk begraven, de zelfmoordenaars zoowel als de menigte van dezen, die buiten de kerk als doorstekte geuzen leefden.

Het geloof is daar zoo goed als dood. De kerken, die in duigen vallen, zijn het zinnebeeld van den godsdienst, die te niet gaat.

En zijn er daar geen kristelijke menschen te vinden ? ’t Doet, eenige dungezaaide. Ik ken er een boer, die dagelijks ter H. Tafel nadert, ook nog eenige uitgelezen zielen, die zuchten en weeklagen over het diep verval van die geuzenstreken.