In het jaar 1842 verlaat Norwid het huis zijner grootmoeder, eene Sobieska, die, nadat hij zijne ouders verloren had, zijne opvoeding leidde. Zijne artistieke studiën voeren den een en twintigjarige eerst naar Italië, waar hij, te Florence, in de academie van schoone kunsten, schilder-, beeldhouw- en teekenstudiën deed.

Hij zag Venetië, Rome, Napels. In Italië leerde hij Marie Trembicka kennen, de latere vrouw van den dichter Falenski, met welke vrouw hem, vijftien jaren lang, een vriendschapsband vereenigde. Aan deze vriendschap hebben wij het wondervolle document over Norwids ontwikkeling te danken, eene twaalfjarige briefwisseling vol diepe conclusiën, biechten, verheven denkbeelden en fijne opmerkingen, die op den mensch en den kunstenaar Norwid als het licht van een bliksemstraal laten vallen.

Na een kort verblijf te Berlijn, waaruit hij tijdens het revolutionair bewogen jaar 1848 verdreven werd, begaf Norwid zich naar Brussel en Parijs.

Het driejarig oponthoud te Parijs is van groote beteekenis voor het bloeien en rijpen van zijn talent. In de eerste plaats oefent de omgang met Chopin een belangrijken en blijvenden invloed op den jongen dichter. Eene innige, diepe en beteekensvolle uitwisseling van gedachten en gevoelens moet tusschen Norwid en Chopin plaats gegrepen hebben, want geen van de tijdgenooten heeft Chopin zoo goed verstaan als Norwid. In een geestdriftig gedicht, Cliopins Klavier, heeft Norwid aan zijne vereering voor Chopin eene geniale uitdrukking gegeven.

In het jaar 1853 verlaat Norwid plotseling Parijs en scheept zich, met een gouden Napoleon op zak, naar Amerika in. Wat hem tot zulk een plotselingen stap bewogen heeft is niet duidelijk. In elk geval kan men als tamelijk zeker aannemen, dat de toenmalige toestanden te Parijs en vooral de betrekkingen met de Poolsche emigranten den dichter niet bevielen.

De hoog gespannen verwachtingen, waarmede hij zijne heimat verliet, waren, door de aanraking met de grauwe werkelijkheid, langzamerhand tot bittere ontgoochelingen overgegaan. In Amerika bleef Norwid maar anderhalf jaar. Hij moest door zwaren, lichamelijken arbeid, met de bijl in de hand, zijn brood verdienen, tot hij ten laatste eene plaats kreeg aan de wereldtentoonstelling. Wat er hem toe aandreef om, trots alle voornemens, zoo snel weer Amerika te verlaten, is onbekend. In het jaar 1854 keert hij weder naar Europa terug en neemt zijnen intrek in Londen, bijna in het armste huizeken van de armste stadswijk. In het jaar 1856 duikt hij weer in Parijs op. Hier bleef hij de laatste 27 jaren van zijn leven, tot

30