moest de bisschop zijn toelating geven, dan moest de boeteling 15 dagen vasten en bidden en daarna de sacramenten ontvangen. Onder het zingen van Htanieën werd hij dan naar het hol geleid en er voor een nacht in opgesloten. Het werk van den monnik van Saltrey vertelt nu hoe een Ridder Owein toegang tot het hol kreeg en weidt dan uit, even uitvoerig als Tondalus, over de pijnigingen en de vreugden der andere wereld, waarvan Owein ooggetuige was geweest.

Beide werken werden gedurende de middeleeuwen op groote schaal verspreid en in alle Europeesche talen overgezet. Van Tondalus’ Visioen bestaat er zelfs een IJ slandsche vertaling uit de 13® eeuw en van St-Patricius Vagevuur o. a. ook een Czechische en een Hongaarsche. Herhaaldelijk werden ook Nederlandsche vertalingen gemaakt.

Het groote cultuurhistorische en theologische belang van die twee legenden ligt natuurüjk hierin, dat zij ons een uitvoerig beeld geven van de andere wereld, vooral van de hel, zooals vele middeleeuwsche menschen zich die voorstelden. In zijn Divina Comoedia geeft Dan te ons een heel leerstelsel over de wijze van beloonen en straffen, dat echter maar de volmaking is van hetgeen de theologie daar geleidehjk over ontwikkelde, en reeds in Tondalus vindt men gesprekken over den aard en den graad van straffen en beloonen, die Dante uit de verte laten voorgevoelen. Broeder Marcus bespreekt o. a. achtereenvolgens de bijzondere straffen, die in de hel voorbehouden zijn voor de slachtigen, de dieven, de roovers, de vrekkp, de onkuische leeken en geestehjken, enz.; zoo kan men zich eeii duidelijk denkbeeld vormen van de voornaamste menschehjke zwakheden, die hij te bestrijden had.

Dr. R. Verdeyen en Dr. J. Endepols hebben die belangrijke werken nu met alle wetenschappelijke nauwgezetheid onderzocht en bestudeerd. In het eerste deel van hun studie geven zij alles wat zij over de legenden zelf en hunne geschiedenis weten mede te deelen. De vergehj kende uitgaat der oude Nederlandsche vertahng zal in het tweede deel volgen. .. rj .L 11

Bijzonder rijk gedocumenteerd zijn de hooidstukken over de visioenen der andere wereld bij de oude leren en bij de christelijke schrijvers vóór Tondalus’ Visioen en St-Patncius’ Vagevuur. Ook de beschouwingen over de theologische waarde van de visioenen is zeer boeiend. Daarna worden de