komen, gesteund op de macht der wapens, en wel een vrede in het teeken van het volkenrecht.

De toetssteen om te weten of te Berlijn de kwade of de goede neigingen boven kwamen, was in de eerste plaats de houding, die Duitschland aannam in verband met het aktivisme.

Kleine oorzaken groote gevolgen, mag men eens te meer zeggen, en nochtans was het duidelijk dat, terwijl de ramp van menschenslachtingen en vernielingen verder en verder schreed, terwijl heel de wereld te vuur en te zwaard stond, het ongelukkig aktivisme, nietig op ziclizelf, een grooten weerslag had op de internationale verhoudingen.

Bij herhaling werd er inderdaad van vredeskansen gewag gemaakt; maar hoe konden de Duitsohe bedoelingen te betrouwen zijn, wanneer in het bezette gebied van België een politiek werd voortgezet in strijd met het volkenrecht en waaruit alleen viel af te leiden dat de Duitschers op een eenzijdige internationaliseering van de taalkwestie aanstuurden, waaraan allerlei voogdijplannen van hunnentwege konden vastgeknoopt worden?

Maar, zal men zich afvragen, hoe was het toch mogelijk dat de Duitsche openbare meening zich aldus liet misleiden? Vergeten wij niet dat in het bezette gebied de scherpste censuur bestond en dat ook de Duitsche pers feitelijk onder toezicht stond van het militarisme.

Men herinnere zich het inslaande protest, opgesteld door den heer L. Franck, namens de zoogenaamde « passieven ». In dat stuk werd uitdrukkelijk verklaard, dat de Vlamingen met de Duitsche bemoeiingen niet gediend waren, dat zij, die tegen bet aktivisme opkwamen, door eigen middelen en van hun eigen regeering hun volle recht wilden bekomen, en dat zij hun land even vrij wenschten naar het Noorden en naar het Zuiden als naar het Oosten en naar het Westen.

Dat moedig stuk werd door de aktivistische pers verminkt weergegeven en bespot; de Duitsche pers zweeg het dood, en zoo kwam het dat de Duitsche imperialisten de baan vrij hadden of liever meenden te hebben om de openbare meening van hun land te misleiden.

Men voege nog daarbij, dat allerlei leugenachtige voorstellingen verspreid werden van franskiljonsche zijde over de werkelijke bedoelingen van flaminganten, die in het buitenland verbleven, en dan heeft men stellig geen aanleiding om verwonderd